ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9163
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 3 december 2010. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar zijn beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad had appellant in een aangetekende brief op 11 oktober 2010 een termijn van vier weken gegeven om het griffierecht te voldoen. Deze termijn was verstreken zonder dat het griffierecht was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. Appellant heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij door omstandigheden niet in staat was het griffierecht tijdig te betalen. Echter, de Raad oordeelde dat appellant zich niet vóór het verstrijken van de termijn tot de Raad had gewend met een verzoek om uitstel van betaling, en dat er geen bewijs was dat hij daartoe niet in staat was. De Raad concludeerde dat het verzuim aan appellant kon worden tegengeworpen en verklaarde het verzet ongegrond. Het te laat betaalde griffierecht van € 111,- zal aan appellant worden terugbetaald, maar er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechter en de griffier.