ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9023

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2531 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag scootmobiel op basis van advies GG&GD

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Appellant, die een aanvraag had ingediend op 9 oktober 2007 op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), kreeg te horen dat hij niet in aanmerking kwam voor de scootmobiel omdat hij volgens het advies van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GG&GD) in staat werd geacht meer dan 800 meter te kunnen lopen. Dit advies was opgesteld door indicatieadviseur E. Versteegh op 17 januari 2008.

Appellant had pijnklachten aan de voeten en verminderde stabiliteit in de enkels, maar de behandelend arts kon geen duidelijke aandoening vaststellen die zijn klachten verklaarde. Het College baseerde zijn besluit op het advies van de GG&GD, waarin werd gesteld dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een scootmobiel, aangezien hij meer dan 800 meter kon lopen. Na bezwaar van appellant tegen de afwijzing, bleef het College bij zijn standpunt en verklaarde het bezwaar ongegrond op 19 mei 2008.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het College zijn besluitvorming op het advies van de GG&GD mocht baseren. Er was geen bewijs dat het advies niet deugdelijk was, en het was niet aannemelijk dat appellant ten tijde van de aanvraag niet meer dan 800 meter kon lopen. De Raad vond ook geen aanknopingspunten in de verklaring van de orthopedisch chirurg dr. A.C.M. Pijnenburg, die slechts melding maakte van een doorgezakte voorvoet en het voorschrijven van steunzolen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

10/2531 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 april 2010, 08/1741 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: College)
Datum uitspraak: 8 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H. Brouwer, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 27 april 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft op 9 oktober 2007 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een vervoersvoorziening aangevraagd in de vorm van een scootmobiel.
1.2. Naar aanleiding van de aanvraag heeft E. Versteegh, indicatieadviseur bij de Gemeentelijke Geneeskundige en GezondheidsDienst (hierna: GG&GD), in een rapport van 17 januari 2008 geconcludeerd dat appellant in staat wordt geacht meer dan 800 meter te kunnen overbruggen. Appellant heeft tengevolge van een aandoening aan het bewegingsstelsel pijnklachten aan de voeten en verminderde stabiliteit in de enkels. Hij loopt buitenshuis met een stok, minder dan 800 meter. Hij heeft aangegeven dan pijn te krijgen aan de benen en dan moe te worden. De behandelend arts heeft aangegeven dat er geen duidelijk objectiveerbare aandoening bekend is die de klachten van betrokkene kan verklaren.
1.3. Het College heeft de aanvraag van 9 oktober 2007 bij besluit van 8 februari 2008 afgewezen. Hieraan ligt ten grondslag dat men ingevolge artikel 5.4.2 b ad 1 van de Beleidsregels Individuele Wmo-voorzieningen alleen in aanmerking kan worden gebracht voor een scootmobiel indien de loopafstand korter is dan 800 meter en dat dit bij appellant blijkens het advies van de GG&GD niet het geval is.
1.4. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 februari 2008 en heeft daarbij een bericht van de orthopedisch chirurg dr. A.C.M. Pijnenburg van 14 november 2007 overgelegd. Dr. Pijnenburg heeft aangegeven dat appellant een doorgezakte voorvoet heeft, links meer dan rechts, en dat hij appellant steunzolen heeft voorgeschreven.
1.5. Bij besluit van 19 mei 2008 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 februari 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 19 mei 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad is van oordeel dat het College zijn besluitvorming op het advies van de GG&GD van 17 januari 2008 heeft mogen baseren. Niet is gebleken dat dit advies wat de wijze van totstandkoming betreft of naar inhoud niet deugdelijk zou zijn. Op grond van de stukken is voorts niet aannemelijk geworden dat appellant ten tijde in geding niet meer dan 800 meter kon lopen. In de verklaring van dr. Pijnenburg van 14 november 2007 ziet de Raad geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. In de genoemde verklaring is, in tegenstelling tot hetgeen appellant heeft gesteld, niet verwoord dat appellant uitsluitend in staat is om zich op één been te verplaatsen. Slechts is te kennen gegeven dat sprake is van een doorgezakte voorvoet, links meer dan rechts, en dat aan hem steunzolen met een mediaal voetgewelf en retrocapitale steun zijn voorgeschreven. Gelet hierop slaagt het hoger beroep niet en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2011.
(get.) H.C.P. Venema.
(get.) J. de Jong.
HD