ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9020

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1558 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een verhuiskostenvergoeding door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Appellant, die op 28 maart 2008 een aanvraag indiende op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), kreeg op 23 juni 2008 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen. De reden hiervoor was dat appellant niet voldeed aan de vereisten zoals vastgelegd in artikel 23, lid 1a, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Het College stelde dat er geen aantoonbare beperkingen waren die de aanvraag konden onderbouwen, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de hardheidsclausule toe te passen.

Na het indienen van bezwaar door appellant, heeft het College opnieuw advies ingewonnen van Ciz, waaruit bleek dat appellant in staat was om een trap te belopen. Het College verklaarde het bezwaar ongegrond op 4 december 2008. De rechtbank Amsterdam heeft op 29 januari 2010 de uitspraak van het College bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat het College zorgvuldig had gehandeld en dat appellant zijn standpunt niet had onderbouwd met objectieve gegevens.

Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat appellant ook in hoger beroep zijn standpunt niet had onderbouwd met verifieerbare gegevens. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.

Uitspraak

10/1558 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam 29 januari 2010, 09/191 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 8 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 april 2011. Namens appellant is verschenen mr. Willering. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C. Smit, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft op 28 maart 2008 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een verhuiskostenvergoeding aangevraagd.
1.2. Naar aanleiding van de aanvraag heeft Migchelbrink, indicatieadviseur bij de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: Ciz), in een rapport van 6 mei 2008 een negatief advies gegeven voor een verhuiskostenvergoeding, omdat gebleken is dat appellant weliswaar een aandoening aan het bot- en spierstelsel heeft, maar geen aantoonbare beperkingen ondervindt bij het betreden en verlaten van de huidige woning.
Deze woning is gelegen op de eerste etage van een flatgebouw en is alleen per trap toegankelijk. In dit advies is verwezen naar een onderzoek van een medisch adviseur van Ciz van 23 en 24 april 2008, dat heeft bestaan uit lichamelijk onderzoek of observatie van appellant en het telefonisch inwinnen van informatie bij de huisarts van appellant Antheunisz.
1.3. Het College heeft de aanvraag van 28 maart 2008 bij besluit van 23 juni 2008 afgewezen. Hieraan ligt ten grondslag dat appellant niet voldoet aan het bepaalde in artikel 23, lid 1a, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (hierna: Verordening), waar is opgenomen dat het College alleen een individuele woonvoorziening verstrekt ter compensatie van aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding geven de hardheidsclausule toe te passen.
1.4. Naar aanleiding van het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 juni 2008, heeft het College zich opnieuw laten adviseren door Ciz. Dit advies van 12 november 2008 berust op dossierstudie en nadere informatie van de huisarts van 28 oktober 2008. De arts H.M. Laane heeft geconcludeerd dat appellant in staat moet worden geacht om een trap te belopen.
1.5. Bij besluit van 4 december 2008 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 juni 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 4 december 2008 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank vastgesteld dat het College zorgvuldig heeft gehandeld door twee maal onderzoek naar de gesteldheid van appellant te laten verrichten en de naar aanleiding van die onderzoeken opgemaakte rapportages deugdelijk zijn gemotiveerd. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat appellant zijn standpunt dat hij belemmeringen ondervindt bij het traplopen niet nader aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het College op grond van de beschikbare informatie terecht heeft geoordeeld dat appellant niet voldoet aan de vereisten voor toekenning van een verhuiskostenvergoeding.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Aangevoerd is dat appellant beperkingen ervaart bij het traplopen, waardoor hij belemmerd is in het bereiken van zijn woning.
4. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en maakt haar overwegingen tot de zijne. Nu appellant zijn standpunt ook in hoger beroep niet heeft onderbouwd door middel van objectieve en verifieerbare gegevens ziet de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De aangevallen uitspraak zal derhalve worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.
(get.) H.C.P. Venema.
(get.) J. de Jong.
HD