ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een verhuiskostenvergoeding door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Appellant, die op 28 maart 2008 een aanvraag indiende op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), kreeg op 23 juni 2008 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen. De reden hiervoor was dat appellant niet voldeed aan de vereisten zoals vastgelegd in artikel 23, lid 1a, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Het College stelde dat er geen aantoonbare beperkingen waren die de aanvraag konden onderbouwen, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de hardheidsclausule toe te passen.
Na het indienen van bezwaar door appellant, heeft het College opnieuw advies ingewonnen van Ciz, waaruit bleek dat appellant in staat was om een trap te belopen. Het College verklaarde het bezwaar ongegrond op 4 december 2008. De rechtbank Amsterdam heeft op 29 januari 2010 de uitspraak van het College bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat het College zorgvuldig had gehandeld en dat appellant zijn standpunt niet had onderbouwd met objectieve gegevens.
Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat appellant ook in hoger beroep zijn standpunt niet had onderbouwd met verifieerbare gegevens. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.