ECLI:NL:CRVB:2011:BQ8710

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2908 AWBZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat door appellant was ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De zaak betreft een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 april 2010, waarin het Zorgkantoor Delfland Westland Oostland was betrokken. De Raad had eerder, op 8 december 2010, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven of gestort. Appellant heeft vervolgens verzet aangetekend, dat op 26 april 2011 ter zitting werd behandeld.

Tijdens de zitting verklaarden de hulpverleners van appellant dat de indiening van het verzetschrift was vertraagd door slechte weersomstandigheden en dat zij geen overzicht hadden over de zaken van appellant. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden niet leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Het verzetschrift was gedateerd op 24 januari 2011, maar pas op 26 januari 2011 ontvangen, wat betekent dat de termijn voor indiening was overschreden. De Raad concludeerde dat het verzet niet-ontvankelijk moest worden verklaard, wat ook betekende dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in rechte onaantastbaar was geworden.

De Raad merkte op dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 7 juni 2011.

Uitspraak

10/2908 AWBZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 april 2010, 09/8016 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
Zorgkantoor Delfland Westland Oostland
Datum uitspraak: 7 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 8 december 2010 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 8 december 2010 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 26 april 2011. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door S. Jacobi en C. Zeijdel, werkzaam bij Impegno te Den Haag, hulpverleners van appellant. Zorgkantoor Delfland Westland Oostland is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 8 december 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
Een afschrift van de uitspraak van de Raad van 8 december 2010 is op 13 december 2010 aan appellant gezonden. De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend, was dus 24 januari 2011. Het verzetschrift van appellant is gedateerd op 24 januari 2011 en is bij de Raad ontvangen op 26 januari 2011. De enveloppe waarin het per post is verzonden, draagt het poststempel 25 januari 2011. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift is overschreden.
Ter zitting is door de hulpverleners van appellant verklaard dat zij, in verband met de slechte weersomstandigheden die dag, de tegen het einde van de verzetstermijn met appellant gemaakte afspraak hebben moeten verplaatsen. De vervangende afspraak kon, door drukte, niet eerder plaatsvinden dan na het verstrijken van de verzetstermijn. Ook hebben zij verklaard dat appellant geen overzicht heeft over zijn zaken.
De Raad ziet hierin geen omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding, daargelaten aan wie deze te (ver)wijten is, verschoonbaar is. Niet valt in te zien waarom het verzetschrift wel één dag na het verstrijken van de termijn kan worden ingediend, maar niet - uiterlijk - op de laatste dag van de termijn.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ter voorlichting merkt de Raad nog op dat dit tot gevolg heeft dat de aangevallen uitspraak in rechte onaantastbaar is geworden. Dat geldt daarmee ook voor de weigering van Zorgkantoor Delfland Westland Oostland om aan appellant over het jaar 2009 een persoonsgebonden budget op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten toe te kennen.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
JL