ECLI:NL:CRVB:2011:BQ8710
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat door appellant was ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De zaak betreft een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 april 2010, waarin het Zorgkantoor Delfland Westland Oostland was betrokken. De Raad had eerder, op 8 december 2010, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven of gestort. Appellant heeft vervolgens verzet aangetekend, dat op 26 april 2011 ter zitting werd behandeld.
Tijdens de zitting verklaarden de hulpverleners van appellant dat de indiening van het verzetschrift was vertraagd door slechte weersomstandigheden en dat zij geen overzicht hadden over de zaken van appellant. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden niet leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Het verzetschrift was gedateerd op 24 januari 2011, maar pas op 26 januari 2011 ontvangen, wat betekent dat de termijn voor indiening was overschreden. De Raad concludeerde dat het verzet niet-ontvankelijk moest worden verklaard, wat ook betekende dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in rechte onaantastbaar was geworden.
De Raad merkte op dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 7 juni 2011.