ECLI:NL:CRVB:2011:BQ8709

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2687 WUBO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de niet-ontvankelijkverklaring van een beroepschrift inzake WUBO-V

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak van 21 oktober 2010 verklaarde het beroep van de appellant niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant, vertegenwoordigd door [L.], heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. De zitting voor het verzet vond plaats op 26 april 2011, waarbij de verweerder niet aanwezig was.

De Raad heeft de procedure opnieuw bekeken en vastgesteld dat het bestreden besluit op 19 maart 2010 was verzonden. De beroepstermijn begon op 20 maart 2010 en eindigde op 30 april 2010, maar door de Algemene termijnenwet werd deze termijn verlengd tot 3 mei 2010, omdat de einddatum op een feestdag viel. Het beroepschrift werd op 4 mei 2010 ontvangen, wat betekent dat het tijdig was ingediend.

Op basis van deze overwegingen heeft de Raad geoordeeld dat het verzet gegrond is. Dit houdt in dat de eerdere uitspraak van 21 oktober 2010 vervalt en dat het onderzoek naar de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen kosten toegewezen, aangezien er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2011.

Uitspraak

10/2687 WUBO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in verband met het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, voorheen de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 7 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 21 oktober 2010 heeft de Raad het beroep van appellant tegen het besluit van verweerder van 19 maart 2010 (hierna: bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 21 oktober 2010 heeft [L.] te [woonplaats] namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 26 april 2011, waar partijen - verweerder met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 21 oktober 2010 berust op de overwegingen dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt, ambtshalve, het volgende.
Blijkens de gedingstukken is het bestreden besluit op vrijdag 19 maart 2010 verzonden. Dit betekent dat de beroepstermijn aanving op zaterdag 20 maart 2010 en eindigde op vrijdag 30 april 2010 (Koninginnedag). In artikel 1 van de Algemene termijnenwet is bepaald dat een in de wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. In dit geval dient de termijn derhalve te worden verlengd tot en met maandag 3 mei 2010. Aangezien de enveloppe waarin het beroepschrift per post is verzonden een poststempel bevat van 3 mei 2010 en het beroepschrift op 4 mei 2010 bij de Raad is ontvangen, is de Raad thans van oordeel dat het beroepschrift tijdig is ingediend.
Het verzet dient gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 21 oktober 2010 vervalt en dat het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben, is niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
TM