ECLI:NL:CRVB:2011:BQ8543

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/4826 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • J.F. Bandringa
  • N.M. van Gorkum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake bijzondere bijstand en leges voor ventvergunningen

In deze zaak heeft verzoeker om herziening gevraagd van een eerdere uitspraak van de Raad van 5 december 2006, waarin werd geoordeeld dat het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk terecht de aanvraag van verzoeker om bijzondere bijstand voor leges van ventvergunningen had afgewezen. De Raad heeft op 7 juni 2011 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening. Verzoeker stelde dat hij door de opstelling van de gemeente Ruurlo geen gebruik heeft kunnen maken van de verleende ventvergunningen en dat hij om die reden een nieuwe uitspraak wenste. Tijdens de zitting op 10 mei 2011 was verzoeker aanwezig, maar het College was niet vertegenwoordigd.

De Raad heeft overwogen dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die ten grondslag kunnen liggen aan het verzoek om herziening, zoals vereist in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De omstandigheden die verzoeker aanvoert, waren reeds bekend vóór de eerdere uitspraak en kunnen derhalve niet leiden tot herziening. De Raad concludeert dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, met N.M. van Gorkum als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2011.

Uitspraak

10/4826 NABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
tegen de uitspraak van de Raad van 5 december 2006, 06/248 WWB,
in het geding tussen:
verzoeker
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk (hierna: College)
Datum uitspraak: 7 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft om herziening gevraagd van de door de Raad op 5 december 2006 gegeven uitspraak.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2011. Verzoeker is verschenen. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij uitspraak van 5 december 2006 heeft de Raad geoordeeld dat het College zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de kosten verbonden aan de leges voor aan verzoeker over 2000 tot en met 2003 door de gemeente Lochem verleende ventvergunningen, in totaal € 826,-- belopende, als niet noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB) kunnen worden aangemerkt omdat verzoeker in de jaren 2000 tot en met 2003 niet daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten heeft ontplooid, waartoe de verleende vergunningen kennelijk strekten. Derhalve heeft het College de aanvraag van verzoeker om bijzondere bijstand ingevolge de WWB voor deze legeskosten terecht afgewezen.
3. Verzoeker heeft gesteld dat hij mede als gevolg van de opstelling van de gemeente Ruurlo geen gebruik heeft kunnen maken van de verleende ventvergunningen. Ter zitting van de Raad heeft verzoeker aangevoerd dat een beroep tegen de uitspraak van de Raad van 5 december 2006 bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens niet mogelijk is, omdat inmiddels teveel tijd is verstreken en dat hij om die reden een nieuwe uitspraak van de Raad wenst.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad is van oordeel dat verzoeker aan zijn verzoek om herziening geen nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb ten grondslag heeft gelegd. De omstandigheid dat verzoeker, zoals hij stelt, in de betreffende jaren mede als gevolg van de opstelling van de gemeente Ruurlo geen gebruik heeft kunnen maken van de ventvergunningen was immers al bekend vóór de uitspraak van 5 december 2006. De overige door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden hebben geen betrekking op de uitspraak van de Raad van 5 december 2006 en kunnen derhalve niet leiden tot herziening van die uitspraak.
4.2. Het voorgaande brengt de Raad tot de conclusie dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2011.
(get.) J.F. Bandringa.
(get.) N.M. van Gorkum.
HD