ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6482

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1176 Valys
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van hoog persoonlijk kilometerbudget voor treinreizen door gehandicapte appellante

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante die een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb) heeft aangevraagd bij Argonaut Advies B.V. De aanvraag werd afgewezen op basis van de toekenningscriteria zoals vastgelegd in het Protocol inzake de afhandeling van indicatieaanvragen hoog pkb Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de criteria niet de grenzen van redelijke beleidsbepaling overschrijden. De appellante, geboren in 1987, heeft te maken met infantiele encephalopathie en andere medische beperkingen, maar het is niet aannemelijk gemaakt dat zij op medische gronden niet in staat zou zijn om met de trein te reizen, mits zij begeleid wordt.

De rechtbank Utrecht had eerder de uitspraak van Argonaut bevestigd, waarin werd gesteld dat appellante met begeleiding in staat moet worden geacht om met de trein te reizen. De Raad heeft in zijn beoordeling de medische en ergonomische aspecten van de situatie van appellante in overweging genomen. De Raad concludeert dat er geen objectieve medische redenen zijn die de afwijzing van de aanvraag rechtvaardigen. De psychologische gevolgen van het reizen per trein zijn weliswaar meegewogen, maar de Raad oordeelt dat er geen reden is om af te wijken van de in het Protocol neergelegde criteria.

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2011.

Uitspraak

09/1176 Valys
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 19 januari 2009, 08/63 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
Argonaut Advies B.V. (hierna: Argonaut)
Datum uitspraak: 11 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.A.R. Schuckink Kool, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Argonaut heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld op de zitting van 30 maart 2011, waar appellante is verschenen, bijgestaan door haar ouders,
[A.C.M.] en [A.M.], en door mr. Schuckink Kool. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Stové, werkzaam bij USG-juristen te Utrecht, en de arts drs. J.D. Reijnen-de Jager, die werkzaam is bij Argonaut.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1987, is bekend met infantiele encephalopathie met hemiparese rechts, psychomotore retardatie en cerebrale visusstoornissen ten gevolge van zuurstofgebrek tijdens de geboorte.
1.2. Op 27 april 2007 heeft appellante bij Argonaut een hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: pkb) aangevraagd.
1.3. De indicatie-adviseur M. Bennink, verbonden aan Argonaut, heeft in een rapport van 13 juli 2007 onder meer geconcludeerd dat appellante in staat is om met vertrouwde begeleiding op de perrons te komen, te verblijven en zich te (laten) verplaatsen, in het treinportaal te komen en aldaar te verblijven tijdens de reis.
1.4. Argonaut heeft de aanvraag van 27 april 2007 bij besluit van 29 augustus 2007 afgewezen.
1.5. Naar aanleiding van het tegen het besluit van 29 augustus 2007 gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts
E.C.M. Molijn (hierna: Molijn), werkzaam bij Argonaut, in een rapport van 6 november 2007 onder meer geconcludeerd dat appellante niet zelfstandig per trein kan reizen. Zij is aangewezen op begeleiding van deur tot deur door een persoon die met haar situatie goed bekend is en die zij vertrouwt. Indien appellante met een begeleider reist, die aan deze eisen voldoet, moet zij in staat worden geacht wel met de trein te reizen.
1.6. Bij besluit van 27 november 2007 heeft Argonaut onder verwijzing naar het rapport van Molijn van 6 november 2007 het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Argonaut stelt zich op het standpunt dat er medische noch ergonomische redenen zijn om van haar eerdere standpunt af te wijken. Argonaut heeft voorts overwogen dat geen sprake is van een uitzonderlijke situatie die afwijking van de criteria in het Protocol inzake de afhandeling van indicatieaanvragen hoog pkb Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten (hierna: Protocol) rechtvaardigt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 november 2007 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat Argonaut zich terecht op het standpunt stelt dat appellante met begeleiding in staat moet worden geacht met de trein te reizen en dat zij om die reden niet in aanmerking komt voor een hoog pkb. Bij deze beoordeling heeft de rechtbank van belang geacht dat S.J. Heemstra, arts bij Argonaut, ter zitting heeft aangegeven dat bij de beoordeling van de geschiktheid om per trein te reizen rekening wordt gehouden met de psychologische gevolgen van het reizen per trein op een betrokkene. Voorts heeft zij geoordeeld dat er geen reden is om af te wijken van de in het Protocol neergelegde criteria.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat onvoldoende op de specifieke omstandigheden van haar situatie is ingegaan. Uitsluitend in algemene bewoordingen is te kennen gegeven dat de psychische gevolgen worden meegewogen. Niet verifieerbaar is op welke wijze met haar psychische beperkingen rekening is gehouden.
4. De Raad - zich beperkende tot het in hoger beroep naar voren gebrachte geschilpunt - komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt bij zijn beoordeling voorop dat de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria de grenzen van de redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaan.
4.2. Daarvan uitgaande moet worden beoordeeld of appellante op grond van objectieve medische en ergonomische reden in staat is om al dan niet met begeleiding met de trein te reizen.
4.3. De Raad is van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk is geworden dat appellante op medische gronden geen gebruik zou kunnen maken van de trein. Daartoe overweegt de Raad dat ter zitting namens appellante is aangevoerd dat het reizen per trein, ook als zij met een voor haar bekende begeleider reist, voor appellante in psychisch opzicht zodanig belastend is dat dit in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd. Met Argonaut oordeelt de Raad dat voor het standpunt van appellante geen medische grondslag in de gedingstukken is te vinden. Blijkens de verklaringen van de aan het tehuis waar appellante verblijft verbonden artsen S. van Vugt, van juli 2008, en
J.L. Kingma, van juni 2007 is reizen per openbaar vervoer voor appellante mogelijk met vertrouwde begeleiding. De Raad merkt daarbij op dat S. van Vugt de namens appellante naar voren gebrachte beperkingen bij het reizen per openbaar vervoer onderkent en vervolgens concludeert dat het reizen per openbaar vervoer niet is aan te bevelen. Uit deze verklaring blijkt evenwel niet dat er een aanleiding is om te veronderstellen dat appellante in verband met het reizen per trein een angst- of paniekstoornis zou kunnen ontwikkelen. Voorts merkt de Raad nog op dat namens appellante geen medische stukken zijn ingebracht ter onderbouwing van haar stellingname. Anders dan namens appellante aangevoerd ziet de Raad dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit van 27 november 2007 berust op een ondeugdelijke motivering.
4.4. Hetgeen is overwogen in 4.2 en 4.3 betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011.
(get.) H.C.P. Venema.
(get.) N.M. van Gorkum.
HD