[Appellant], wonende te [woonplaats], Turkije (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 augustus 2009, 08/4028 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 mei 2011
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
1. Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding het Uwv in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder Uwv tevens verstaan het Lisv.
2.1. Het Uwv heeft eind 2000 aan appellant een besluit toegezonden omtrent de gefaseerde afbouw van de toeslag op grond van de Wet Beperking Export Uitkeringen (Wet BEU). Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
2.2. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 14 maart 2003, LJN AF5937, heeft het Uwv besloten de afbouw van de toeslag in alle Turkse zaken ongedaan te maken. Ook aan appellant is de toeslag tot 1 juli 2003 nabetaald. Op
18 augustus 2003 is aan appellant het besluit gezonden dat de toeslag per 1 juli 2003 beëindigd wordt. Tegen dit besluit heeft appellant evenmin rechtsmiddelen aangewend.
3.1. Bij brief van 1 september 2008 heeft appellant het Uwv verzocht hem een beslissing toe te zenden over de uitvoering van de Toeslagenwet (TW). Hij had namelijk gehoord dat aan anderen wel een beslissing over de toekenning van een toeslag was toegezonden, terwijl hij geen beslissing had ontvangen. Hij verzocht om de toeslag vanaf 1 juli 2003 weer te betalen.
3.2. Het Uwv heeft deze brief opgevat als een bezwaarschrift tegen het uitblijven van een (wijzigings)beslissing op bezwaar en het bezwaar, bij besluit van 11 september 2008 (hierna: bestreden besluit), niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv heeft overwogen dat alleen aan uitkeringsgerechtigden uit Turkije die bezwaar en (hoger) beroep hadden aangetekend tegen de beëindiging van de toeslag per 1 juli 2003 een wijzigingsbesluit is toegezonden. Zo’n besluit is genomen naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van 1 november 2007, LJN BB7475. In die uitspraak heeft de Raad als zijn oordeel uitgesproken dat de beëindiging van de toeslag per 1 juli 2003 zonder enige vorm van compensatie, in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (EP). Voor het overige heeft de Raad zijn oordeel aangehouden in afwachting van de beantwoording van de vragen gesteld aan het Hof van Justitie der Europese Gemeenschappen. Nu appellant niet behoort tot de groep van uitkeringsgerechtigden in Turkije die bezwaar en (hoger) beroep hebben ingesteld, is er geen reden aan hem een wijzigingsbeslissing toe te zenden.
4. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat haar niet is gebleken dat appellant eerder bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 18 augustus 2003. Zij heeft de brief van appellant van 1 september 2008 aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het besluit van 18 augustus 2003. Dit bezwaarschrift is ingediend na de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), terwijl niet geoordeeld kan worden dat appellant niet redelijkerwijs in verzuim is geweest tijdig bezwaar in te stellen.
5. In hoger beroep heeft appellant zijn stellingen in essentie herhaald.
6. De Raad overweegt als volgt.
6.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de brief van 1 september 2008, gelet op de bewoordingen, is aan te merken als een, te laat ingediend, bezwaarschrift tegen het besluit van 18 augustus 2003. Appellant heeft geen afdoende verklaring gegeven voor het te laat indienen van het bezwaarschrift, zodat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden bevestigd.
6.2. Ten overvloede overweegt de Raad dat de brief van 1 september 2008, gelet op de bewoordingen, ook aangemerkt zou kunnen worden als een verzoek terug te komen van het besluit van 18 augustus 2003, tevens inhoudende een nieuw verzoek om toekenning van een toeslag. Ter zitting van de Raad is dit door het Uwv erkend en toegezegd dat, indien de Raad, naar aanleiding van de beantwoording van de prejudiciële vragen, tot het oordeel zou komen dat de afbouw en beëindiging van de toeslag aan uitkeringsgerechtigden in Turkije niet mogelijk is dan wel op een andere wijze moet geschieden, de brief van 1 september 2008 in dat licht opnieuw bezien zal worden.
7. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon als voorzitter en H. Bolt en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2011.
(get.) M.A. van Amerongen.