ECLI:NL:CRVB:2011:BQ5016

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5531 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op grond van niet-verzekerd zijn krachtens de AKW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont en een AOW-uitkering ontvangt uit Nederland. Appellant had op 12 februari 2009 een verzoek ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) om kinderbijslag toe te kennen voor zijn kinderen, geboren in 2005 en 2007. De Svb heeft echter op 23 april 2009 medegedeeld dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd is krachtens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Dit besluit werd door de Svb in een later besluit van 20 juli 2009 bevestigd, wat leidde tot het beroep van appellant bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 15 april 2011 was appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A.C. Bakker. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat het geschil draait om de vraag of de Svb terecht heeft geweigerd kinderbijslag toe te kennen aan appellant. De Raad concludeert dat appellant niet verzekerd is krachtens de AKW, omdat hij geen ingezetene is en niet aan de loonbelasting is onderworpen voor in Nederland verrichte arbeid. Bovendien blijkt uit de wetgeving dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van de overgangsregeling van KB 746 en artikel 7c van de AKW, aangezien zijn kinderen na 1 januari 2000 zijn geboren en hij geen recht had op kinderbijslag in het vierde kwartaal van 1999.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de Svb terecht heeft beslist dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag. De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

10/5531 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2010, 09/3940 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 13 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2011. Appellant is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.C. Bakker.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, geboren [in] 1935, woont in Marokko en ontvangt een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) uit Nederland.
1.2. Op 12 februari 2009 heeft appellant aan de Svb verzocht kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toe te kennen ten behoeve van zijn kind [I.], geboren [in] 2005 en zijn kind [M.], geboren [in] 2007.
1.3. Bij besluit van 23 april 2009 heeft de Svb aan appellant medegedeeld dat hij met ingang van het eerste kwartaal van 2008 geen recht heeft op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd is ingevolge de AKW.
1.4. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is door de Svb bij besluit van 20 juli 2009 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard, omdat appellant niet als verzekerde ingevolge de AKW kan worden beschouwd en ook niet één van de bepalingen van het Besluit uitbreiding en beperking kring volksverzekeringen 1999 van 24 december 1998, Stb. 746 (hierna: KB 746) op hem van toepassing is.
2.1. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.2. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij recht heeft op kinderbijslag voor [I.] en [M.] omdat hij een AOW-uitkering ontvangt.
3. De Raad overweegt het volgende.
3.1. Tussen partijen is in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd kinderbijslag aan appellant toe te kennen op de grond dat hij niet verzekerd is krachtens de AKW.
3.2. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant geen ingezetene is in de zin van de AKW. De Raad stelt voorts vast dat appellant niet terzake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Hieruit volgt dat appellant niet verzekerd is op grond van artikel 6 van de AKW.
3.3. Voorts is appellant ook niet op grond van KB 746 en vanaf 1 januari 2006 op grond van artikel 7c van de AKW, verzekerd geweest of gebleven ingevolge de volksverzekeringen. Op grond van artikel 26 van KB 746 waren buiten Nederland wonende personen die bepaalde Nederlandse uitkeringen ontvingen, voor 1 januari 2000 onder bepaalde omstandigheden verplicht verzekerd ingevolge de volksverzekeringen. Dit artikel is echter met ingang van 1 januari 2000 vervallen. Alleen voor personen die tot aan 1 januari 2000 verzekerd waren op grond van artikel 26 van KB 746 is in artikel 27 van KB 746 een overgangsregeling getroffen inhoudende dat gedurende een bepaalde termijn artikel 26 van KB 746 voor de toepassing van de AKW nog op hen van toepassing blijft, indien in het vierde kwartaal van 1999 recht bestond op kinderbijslag en zolang het desbetreffende kind de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. Sinds 1 januari 2006 is de overgangsregeling van artikel 27 van KB 746 vastgelegd in artikel 7c van de AKW.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat uit het feit dat de kinderen van appellant zijn geboren in 2005 en 2007 blijkt dat appellant over het vierde kwartaal van 1999 geen recht had op kinderbijslag voor deze kinderen. Appellant voldoet dan ook niet aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 27 van KB 746 en artikel 7c van de AKW. De Svb heeft terecht beslist dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd is krachtens de AKW.
3.4. Uit hetgeen hiervoor onder 3.1 tot en met 3.3 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2011.
(get.) E.E.V. Lenos.
(get.) D.E.P.M. Bary.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
EK