ECLI:NL:CRVB:2011:BQ4840

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2808 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het Centraal Administratie Kantoor B.V. (CAK) tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008 door betrokkene, die in 2006 en 2007 standaard dagdoseringen van een relevante werkzame stof heeft ontvangen. Betrokkene stelde dat hij recht had op compensatie, omdat hij in beide refertejaren meer dan 180 standaard dagdoseringen had ontvangen. De Raad oordeelde echter dat de door betrokkene aangevoerde argumenten niet voldoende waren om aan te tonen dat hij in aanmerking kwam voor de compensatie.

De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene in 2006 540 en in 2007 180 standaard dagdoseringen heeft ontvangen. De Raad volgde het betoog van betrokkene niet dat het gemiddelde aantal standaard dagdoseringen over beide jaren in aanmerking genomen moest worden. De Raad concludeerde dat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarde dat in beide refertejaren sprake moest zijn van de aflevering van meer dan 180 standaard dagdoseringen van een relevante werkzame stof. Hierdoor had hij geen recht op de gevraagde compensatie voor het eigen risico in 2008.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat CAK onvoldoende onderzoek had gedaan naar de gegevens die door betrokkene waren aangeleverd. De Raad vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. De Raad oordeelde dat CAK niet verplicht was om nader onderzoek te doen, omdat de bezwaargronden van betrokkene niet tot een gunstig resultaat konden leiden. De uitspraak van de Raad is openbaar uitgesproken op 11 mei 2011.

Uitspraak

10/2808 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
Centraal Administratie Kantoor B.V. (hierna: CAK),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 1 april 2010, 09/2966 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
CAK
Datum uitspraak: 11 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2011. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Bakker en mr. S.R. Fernhout, beiden werkzaam bij CAK. Betrokkene is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft op 16 februari 2009 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 18 maart 2009 de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 23 juni 2010 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 18 maart 2009 ongegrond verklaard.
1.4. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 maart 2009. Hij heeft, onder verwijzing naar de afleverhistorie van zijn medicijnen over de jaren 2006 en 2007, aangevoerd dat hij gelet op de geleverde en bij zijn zorgverzekeraar gedeclareerde hoeveelheid medicijnen wel aan de voorwaarden voor toekenning van een compensatie eigen risico 2008 voldoet.
1.5. CAK heeft naar aanleiding van de door betrokkene in beroep aangeleverde afleverhistorie van medicijnen aan Vektis c.v. (hierna: Vektis) gevraagd haar nadere informatie te verschaffen over de indeling van betrokkene in een farmaceutische kostengroep (FKG) in de jaren 2006 en 2007. Op basis van de nader ingekomen gegevens heeft CAK geconcludeerd dat betrokkene in 2007 terecht niet is ingedeeld in een FKG.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling over griffierecht - het beroep van betrokkene tegen het besluit van 18 maart 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat betrokkene in aanmerking komt voor compensatie van het eigen risico 2008. Zij is van oordeel dat CAK in de in bezwaar door betrokkene verstrekte gegevens aanleiding had moeten vinden om nader onderzoek te doen en nader had moeten motiveren waarom betrokkene niet in aanmerking komt voor de door hem aangevraagde compensatie eigen risico 2008. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat betrokkene met verwijzing naar de afleverhistorie van zijn apotheek heeft aangetoond dat aan hem in 2007 vier keer 90 tabletten sertraline 50mg zijn afgeleverd, wat neerkomt op 360 standaard dagdoseringen volgens de standaard van de WHO. De rechtbank heeft daarop geconcludeerd dat betrokkene niet alleen in 2006, maar ook in 2007 in een FKG had moeten worden ingedeeld.
3. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. CAK heeft aangevoerd dat er in bezwaar geen reden was voor nader onderzoek, omdat buiten redelijke twijfel stond dat de bezwaargronden niet tot een voor betrokkene gunstig resultaat konden leiden. Voorts heeft CAK aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van de door betrokkene overgelegde afleverhistorie van zijn apotheek. Op basis van de bij Vektis geregistreerde gegevens blijkt dat er bij de zorgverzekeraar van betrokkene in 2007 geen 360 maar 180 stuks van het relevante medicijn zijn gedeclareerd. Voor CAK is het overzicht van de gedeclareerde medicijnen bepalend voor de beoordeling of een belanghebbende in een FKG behoort te worden ingedeeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad verwijst voor het van toepassing zijnde wettelijke kader en de uitleg die daaraan moet worden gegeven naar zijn uitspraak van 19 oktober 2010, LJN BN9985.
4.2. De Raad heeft in r.o. 4.3.2 van die uitspraak overwogen dat in de situatie waarin een belanghebbende in het kader van bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag met feitelijke gegevens onderbouwd aannemelijk maakt dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat hij in de twee jaren voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft ten onrechte niet is ingedeeld in een FKG, het op de weg van CAK ligt om te onderzoeken of Vektis op goede gronden heeft geconcludeerd dat belanghebbende die twee jaren of één van die twee jaren niet is ingedeeld in een FKG.
4.3. Betrokkene heeft in bezwaar volstaan met de vermelding dat hij sinds eind 2004 dagelijks medicijnen in verband met een psychische aandoening gebruikt en dat dit medicijn voorkomt op de lijst van geneesmiddelen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de Raad niet met feitelijke gegevens onderbouwd aannemelijk gemaakt dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat hij in 2007 ten onrechte niet is ingedeeld in een FKG. De beroepsgrond van CAK dat betrokkene in bezwaar geen gegevens heeft ingezonden die aanleiding hadden moeten geven voor nader onderzoek treft dan ook doel. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
4.4. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad vervolgens beoordelen of het beroep van betrokkene tegen het besluit van 23 juni 2010 gegrond moet worden verklaard. Op basis van het onder 4.1 bedoelde samenstel van wettelijke bepalingen is de Raad met CAK van oordeel dat voor de beoordeling van het recht op compensatie eigen risico bepalend is of een verzekerde in de twee opvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, is ingedeeld in bij ministeriële regeling aangewezen FKG’s, dan wel op 1 juli van het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zonder onderbreking meer dan een half jaar in een AWBZ-instelling heeft verbleven. Met CAK is de Raad van oordeel dat een verzekerde in een bepaald jaar in een FKG dient te worden ingedeeld, indien aan hem in dat jaar meer dan 180 standaard dagdoseringen (DDD’s) van een relevant geneesmiddel zijn afgeleverd.
4.5. De Raad stelt op grond van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht vast dat aan betrokkene in 2006 540 en in 2007 180 standaard dagdoseringen van een relevante werkzame stof zijn afgeleverd. Uitgaande van de onder 4.4 genoemde maatstaf betekent dit dat de Raad het door betrokkene gevoerde betoog dat uitgegaan moet worden van het gemiddelde aantal standaard dagdoseringen over beide jaren niet volgt. De Raad concludeert dan ook dat betrokkene niet voldoet aan de voorwaarde dat in beide refertejaren sprake moet zijn geweest van de aflevering van meer dan 180 standaard dagdoseringen van een relevante werkzame stof en hij derhalve geen recht heeft op compensatie eigen risico 2008.
4.6. De Raad verbindt aan hetgeen onder 4.4 en 4.5 is overwogen de conclusie dat het beroep van betrokkene ongegrond dient te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011.
(get.) H.C.P. Venema.
(get.) N.M. van Gorkum.
EW