ECLI:NL:CRVB:2011:BQ4827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van bezwaar tegen besluit eigen bijdrage zorg AWBZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin werd geoordeeld dat appellante niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het Centraal Administratiekantoor (CAK) van 19 juni 2007. Dit besluit betrof de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Appellante had in een brief van 2 juli 2007 haar bezwaren geuit, maar het CAK verklaarde later haar bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat zou zijn ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar appellante stelde dat er sprake was van een misverstand over de zorguren en dat zij dacht dat haar bezwaar tijdig was ingediend.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat appellante niet tijdig bezwaar had gemaakt. De Raad stelde vast dat de brief van 2 juli 2007, hoewel niet expliciet als bezwaarschrift aangeduid, wel degelijk als zodanig kon worden aangemerkt. De Raad vond dat het CAK had moeten informeren naar de bedoeling van appellante, aangezien deze in haar brief van 8 augustus 2007 aangaf in de veronderstelling te zijn dat haar bezwaar in behandeling was. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante gegrond, met de opdracht aan het CAK om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie tussen zorgverzekeraars en verzekerden, vooral in situaties waar misverstanden kunnen ontstaan over de tijdigheid van bezwaar en de inhoud van besluiten. De Raad oordeelde dat appellante recht heeft op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht van € 110,--.