ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3518

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4752 WUV-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 april 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 13 januari 2011, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet betalen van het griffierecht. Appellant had verzet aangetekend, omdat hij meende dat hij uit telefonische contacten met de griffie had mogen afleiden dat het griffierecht voor een andere zaak ook voor deze zaak gold. Tijdens de zitting op 26 april 2011 was appellant aanwezig, terwijl verweerder, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, niet verschenen was. De Raad oordeelde dat het niet betalen van het griffierecht verschoonbaar was, gezien de omstandigheden en de tijdige contacten met de griffie. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, wat betekende dat de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de oorspronkelijke stand werd voortgezet. Appellant kreeg de gelegenheid om het verschuldigde griffierecht binnen vier weken te voldoen. De Raad heeft geen kosten van appellant vastgesteld die voor een proceskostenveroordeling in aanmerking zouden komen.

Uitspraak

10/4752 WUV-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in verband met het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, voorheen de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 27 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 13 januari 2011 heeft de Raad het beroep van appellant tegen het besluit van verweerder van 14 juli 2010 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 13 januari 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 26 april 2011, waar appellant is verschenen en verweerder met voorafgaand bericht niet is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 13 januari 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Op grond van de gedingstukken en de verklaring van appellant ter zitting is de Raad van oordeel dat appellant uit telefonische contacten met de griffie(r) van de Raad heeft mogen afleiden dat het door hem in de zaak geregistreerd onder het nummer 10/4748 WUBO betaalde griffierecht ook betrekking had op de nu voorliggende zaak. Nu deze contacten bovendien hebben plaatsgevonden binnen de termijn die voor de betaling van het griffierecht in de voorliggende zaak aan appellant was gesteld, moet het niet betalen van het griffierecht verschoonbaar worden geacht.
In deze omstandigheden dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 13 januari 2011 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Appellant zal in de gelegenheid worden gesteld het verschuldigde griffierecht binnen vier weken voldoen.
Van kosten van appellant waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben, is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
JL