ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2072

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/6078 AW-W, 09/6124 AW-W, 10/1822 AW-W en 10/1895 AW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van rechters in bestuursrechtelijke gedingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters H.A.A.G. Vermeulen, R. Kooper en B.J. van de Griend. Het verzoeker, die betrokken was bij meerdere bestuursrechtelijke gedingen, stelde dat zijn recht op een eerlijke behandeling was geschonden omdat hij niet onder ede was gehoord. Het wrakingsverzoek werd pas ingediend na de zitting van 6 januari 2011, waar geen formeel verzoek tot wraking was gedaan. De Raad oordeelde dat het verzoek niet tijdig was en dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om de rechters te wraken. De Raad benadrukte dat wraking alleen kan plaatsvinden op basis van feiten die betrekking hebben op de rechters zelf, en dat procedurele beslissingen niet onderhevig zijn aan wraking. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid en wees het verzoek om wraking af.

Uitspraak

09/6078 AW-W, 09/6124 AW-W, 10/1822 AW-W en 10/1895 AW-W
B E S L I S S I N G
Op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker.
I. INLEIDING
Verzoeker heeft bij schrijven van 16 maart 2011 een verzoek ingediend tot wraking van
mrs. H.A.A.G. Vermeulen, R. Kooper en B.J. van de Griend in de gedingen 09/6078 AW, 09/6124 AW, 10/1822 AW en 10/1895 AW.
Verzoeker en mrs. Vermeulen, Kraan en Van de Griend zijn ingevolge artikel 8:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad op 7 april 2011.Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. drs. S. Levelt, advocaat te Amsterdam. Mrs. Vermeulen, Kooper en Van de Griend hebben laten weten niet te berusten en niet te zullen verschijnen.
II. MOTIVERING
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ter motivering van zijn verzoek om wraking heeft verzoeker ten aanzien van de rechters van de behandelende kamer in de onder I genoemde brief aangevoerd dat er in strijd met de regels is gehandeld door het wrakingsverzoek te negeren dan wel daarop impliciet een beslissing te nemen zonder hem daarop te horen, terwijl dit verzoek in behandeling had moeten worden gegeven aan andere, niet betrokken rechters. Ter zitting is hieraan toegevoegd dat de beslissing van de gewraakte rechters om getuigen, waaronder verzoeker zelf, niet onder ede te horen, reden vormt voor wraking.
De Raad overweegt als volgt.
1.1. Allereerst wordt overwogen dat pas bij brief van verzoeker van 16 maart 2011 een verzoek tot wraking is gedaan en niet al op de zitting van 6 januari 2011, waar de Raad in de samenstelling mr. Vermeulen als voorzitter, en mrs. Kooper en Van de Griend als leden, de hier bedoelde gedingen van verzoeker heeft behandeld. In het proces-verbaal van die zitting is in dit kader slechts vermeld:
“Om te voorkomen dat opnieuw in een uitspraak wordt geschreven dat betrokkene heeft berust, zweeft er nu in deze zaal het wrakingsverzoek. [Verzoeker] wil zijn verklaring sowieso onder ede herhalen en bevestigen. Hij wil niet nogmaals met een uitspraak van de Raad worden geconfronteerd die niet in overeenstemming is met de feiten. [Verzoeker] wil ook dat de heer [L.] zijn verklaring onder ede kan herhalen, zodat de waarheidsvinding recht wordt gedaan.”
1.2. Uit dit proces-verbaal blijkt dus dat op 6 januari 2011 geen verzoek tot wraking is gedaan. Ook de door verzoeker aangegeven brief van 24 december 2010 bevat naar het oordeel van de Raad niet een - onvoorwaardelijk - wrakingsverzoek. Er behoefde dus ter zitting ook geen beslissing te worden genomen over een wrakingsverzoek en er is geen sprake van negeren of strijd met de voor wraking geldende procedureregels. Ter zitting van 6 januari 2011 is de behandeling van de gedingen overigens geschorst om te bezien of een partijgetuige in het bestuursrecht mogelijk is.
2. Bij brief van 3 maart 2011 is verzoeker opgeroepen voor de behandeling ter zitting op 28 maart 2011, waarbij aan hem is meegedeeld dat niet tegemoet gekomen zal worden aan zijn verzoek om als getuige onder ede te worden gehoord. Aangegeven is dat de reden daarvoor is gelegen in het feit dat de Awb niet in die mogelijkheid voorziet. De Raad zag in dit geval geen reden om buiten de wettelijke bepalingen om verzoeker (als partij) te horen als getuige onder ede.
3.1. Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 8:15 van de Awb (Pg. Awb II, p. 410) is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid.
3.2. De Raad stelt voorop dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt; het wrakingsverzoek moet het betrokken lid of de betrokken leden van het rechterlijk college betreffen. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. De beslissing om verzoeker als partij in deze gedingen niet onder ede te horen is een procedurele beslissing van de drie genoemde rechters gezamenlijk; zij zijn de drie raadsheren die de raadkamer vormen die heeft beslist op het door verzoeker gedane verzoek. Ingevolge vaste rechtspraak (CRvB 3 december 2010, LJN BO6452) is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissingen blijkt van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissingen heeft genomen. Daarvan is bij beslissingen van een meervoudige kamer in het algemeen geen sprake. Al hetgeen ter zitting is aangevoerd ter ondersteuning van het door verzoeker aangegeven belang om de waarheid boven water te krijgen maakt dit in dit geval niet anders. Verzoeker heeft ter zitting ook gezegd dat het eigenlijk niet uitmaakt welke rechters zijn zaak behandelen, mits hij en een aantal anderen maar onder ede als getuigen worden gehoord.
De Raad overweegt naar aanleiding hiervan nog dat de beslissing van 3 maart 2011 van de behandelende kamer slechts verzoeker zelf betreft en niet andere door verzoeker eventueel als getuige aan te melden personen.
De Raad beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om wraking af.
Aldus gegeven door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en J. Th. Wolleswinkel en O.L.H.W.I. Korte als leden, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2011.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) K. Moaddine.
HD