ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1604
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage op 7 april 2010. De Raad had in een eerdere uitspraak op 27 augustus 2010 het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven op de rekening van de Raad. Appellant heeft verzet aangetekend, waarbij zijn gemachtigde, mr. M.G. Evers, aanvoerde dat het griffierecht op 23 juli 2010 was betaald. Echter, het griffierecht werd pas na de gestelde termijn op 26 juli 2010 bijgeschreven, waardoor de Raad oordeelde dat appellant in verzuim was. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en besloot dat het te laat betaalde griffierecht van € 111,- aan appellant zou worden terugbetaald. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 11 april 2011.