ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1590

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1041 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens kwijtraken acceptgirokaart

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Appellant had verzet aangetekend tegen de uitspraak van 21 september 2010, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was voldaan. Appellant verklaarde in zijn verzetschrift dat hij op vakantie was geweest en daardoor de acceptgirokaart voor betaling van het griffierecht was kwijtgeraakt. Hij verzocht om toezending van een nieuwe acceptgirokaart.

De Raad oordeelde dat het kwijtraken van de acceptgirokaart voor risico van appellant komt. Het verzoek om een nieuwe acceptgirokaart was gedaan na afloop van de termijn voor het voldoen van het griffierecht. De Raad heeft in overeenstemming met zijn vaste rechtspraak besloten om niet aan het verzoek te voldoen. Gelet op deze overwegingen werd het verzet ongegrond verklaard.

De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 11 april 2011. De eerdere uitspraak van 21 september 2010 was gebaseerd op het feit dat het griffierecht niet tijdig was bijgeschreven, en dat appellant redelijkerwijs in verzuim was geweest.

Uitspraak

10/1041 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2009, 09/1880 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam
Datum uitspraak: 11 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
21 september 2010 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 21 september 2010 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 februari 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 21 september 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend en per gewone post verzonden - brief van 26 mei 2010 gestelde termijn (die eindigde op
2 augustus 2010) is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij op vakantie is geweest en mede daardoor de acceptgirokaart is kwijt geraakt. Appellant heeft verzocht om toezending van een nieuwe acceptgirokaart.
De Raad is van oordeel dat het kwijtraken van de acceptgirokaart voor risico van appellant komt. Het verzoek om toezending van een nieuwe acceptgirokaart is gedaan na afloop van de aan appellant gestelde termijn voor het voldoen van het verschuldigde griffierecht. In overeenstemming met zijn vaste rechtspraak in gevallen als dit zal de Raad daarom niet aan het verzoek voldoen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
EF