ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1579

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/566 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad. Appellante had verzet aangetekend tegen de uitspraak van 13 april 2010, maar het ingediende verzetschrift was te laat ontvangen. De laatste dag voor het indienen van het verzetschrift was 31 mei 2010, terwijl het verzetschrift gedateerd was op 10 juni 2010 en op 23 juni 2010 bij de Raad was ontvangen. Appellante verklaarde dat zij door medicijngebruik last had van concentratieproblemen en vergeetachtigheid, en dat zij bezig was met een verhuizing, wat haar aandacht opeiste. De Raad oordeelde echter dat van een persoon met dergelijke medische omstandigheden verwacht mag worden dat zij voorzieningen treft om de risico's van termijnoverschrijding te ondervangen. Aangezien appellante dit niet had gedaan, werd de termijnoverschrijding als niet verschoonbaar beschouwd.

De Raad benadrukte dat appellante ook het hogerberoepschrift tegen de eerdere uitspraak niet tijdig had ingediend, evenals het bezwaarschrift tegen het besluit van het College van 13 maart 2009. Gezien deze omstandigheden werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 11 april 2011.

Uitspraak

10/566 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2009, 09/3715 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 11 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
13 april 2010, verzonden op 19 april 2010, heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 13 april 2010 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 28 februari 2011. Appellante was aanwezig. Het College is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend, was 31 mei 2010. Het door appellante ingediende verzetschrift is gedateerd 10 juni 2010 en is op 23 juni 2010 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus - aanzienlijk - overschreden.
Ter zitting heeft appellante verklaard dat zij als gevolg van structureel medicijngebruik concentratieproblemen heeft en vergeetachtig is. Als zaken aan een termijn zijn gebonden, maakt zij daarvan meestal in haar agenda een aantekening. In dit geval is zij dat echter vergeten. Verder heeft appellante erop gewezen dat zij bezig was met een verhuizing, die al haar aandacht opeiste.
Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad moet van een persoon die als gevolg van medische omstandigheden beperkingen ondervindt zoals door appellante aangegeven, worden verlangd dat hij of zij - bijvoorbeeld door het inschakelen van derden - voorzieningen treft om de daaraan verbonden risico’s te ondervangen. Dat heeft appellante, kennelijk, niet gedaan. De gevolgen daarvan komen voor haar risico. Dit betekent dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De Raad wijst er nog op dat appellante ook het hogerberoepschrift tegen de aangevallen uitspraak niet tijdig heeft ingediend, evenals het bezwaarschrift tegen het besluit van het College van 13 maart 2009 waarmee de procedure is begonnen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
KR