ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1579
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad. Appellante had verzet aangetekend tegen de uitspraak van 13 april 2010, maar het ingediende verzetschrift was te laat ontvangen. De laatste dag voor het indienen van het verzetschrift was 31 mei 2010, terwijl het verzetschrift gedateerd was op 10 juni 2010 en op 23 juni 2010 bij de Raad was ontvangen. Appellante verklaarde dat zij door medicijngebruik last had van concentratieproblemen en vergeetachtigheid, en dat zij bezig was met een verhuizing, wat haar aandacht opeiste. De Raad oordeelde echter dat van een persoon met dergelijke medische omstandigheden verwacht mag worden dat zij voorzieningen treft om de risico's van termijnoverschrijding te ondervangen. Aangezien appellante dit niet had gedaan, werd de termijnoverschrijding als niet verschoonbaar beschouwd.
De Raad benadrukte dat appellante ook het hogerberoepschrift tegen de eerdere uitspraak niet tijdig had ingediend, evenals het bezwaarschrift tegen het besluit van het College van 13 maart 2009. Gezien deze omstandigheden werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 11 april 2011.