ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1329

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/5755 ANW + 08/6467 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering ANW na overlijden verzekerde

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Appellante, die in Marokko woont, had een aanvraag ingediend na het overlijden van haar echtgenoot, [O.], in 2007. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen op de grond dat [O.] op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW. Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit was ongegrond verklaard door de Svb. De rechtbank Amsterdam had de beroepen van appellante tegen de besluiten van de Svb eveneens ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 27 augustus 2010 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. K. Verbeek. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank de juiste overwegingen had gehanteerd. De Raad benadrukte dat de slechte financiële situatie van appellante geen invloed had op de rechtmatigheid van de besluiten. Ook de stelling van appellante dat de Svb een onjuist adres had gebruikt voor de informatiebrief over de vrijwillige verzekering, werd verworpen, omdat niet was aangetoond dat er een fout was gemaakt.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken en oordeelde dat de hoger beroepen van appellante niet slagen. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van T.J. van der Torn als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

08/5755 ANW en 08/6467 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2008, 07/4786 (aangevallen uitspraak 1), en de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2008, 08/1070 (aangevallen uitspraak 2), hierna tezamen ook te noemen: aangevallen uitspraken,
in de gedingen tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 14 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellante is in hoger beroep gekomen tegen de aangevallen uitspraken.
De Svb heeft verweerschriften ingediend.
De zaken zijn ter zitting behandeld op 27 augustus 2010. Appellante is daar niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
In verband met een onjuistheid in de uitnodiging van appellante voor de zitting van 27 augustus 2010 is het onderzoek door de Raad heropend. Vervolgens zijn de zaken opnieuw behandeld ter zitting van de Raad op 3 maart 2011. Appellante was daar vertegenwoordigd door mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, en de Svb door
mr. B.T.S.J. Maarschalkerweerd.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante, geboren in 1951, woont in Marokko en bezit de Marokkaanse nationaliteit. In 1969 is appellante gehuwd met [O.], geboren in 1940.
[O.] heeft in Nederland gewoond en gewerkt en is in 1984 met behoud van een hem op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekende uitkering naar Marokko geremigreerd. Vanaf het moment dat hij, in 2005, de leeftijd van 65 jaar had bereikt, ontving [O.] op grond van de Algemene Ouderdomswet een ouderdomspensioen. Tot 1 januari 2000 is [O.] verplicht verzekerd gebleven voor onder meer de Algemene nabestaandenwet (ANW), laatstelijk op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1999 (Stb. 1998, 746).
1.2. [In] 2007 is [O.] in Marokko overleden.
1.3. Vervolgens heeft appellante een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW aangevraagd. Op deze aanvraag is bij besluit van 6 juli 2007 afwijzend beslist op de grond dat [O.] op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was op grond van de ANW. Appellantes bezwaar tegen het besluit van 6 juli 2007 is bij besluit van 2 november 2007 (besluit op bezwaar 1) door de Svb ongegrond verklaard.
1.4. Bij besluit van 30 oktober 2007 heeft de Svb het verzoek van appellante afgewezen om [O.] postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de ANW. Appellantes bezwaar tegen het besluit van 30 oktober 2007 is bij besluit van
19 februari 2008 (besluit op bezwaar 2) door de Svb ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de aanmelding voor de vrijwillige verzekering voor de ANW ingevolge de wettelijke regeling dient te geschieden binnen één jaar na het einde van de verplichte verzekering.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van appellante tegen besluit op bezwaar 1 en besluit op bezwaar 2 ongegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft appellante verwezen naar hetgeen zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd.
3.2. De Raad onderschrijft de ter zake door de rechtbank in de aangevallen uitspraken gebezigde overwegingen en maakt deze geheel tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt de Raad alleen dat de omstandigheid dat appellante nog steeds in een zeer slechte financiële positie verkeert niet afdoet aan de rechtmatigheid van de bij de aangevallen uitspraken getoetste besluiten. Ter zitting van de Raad heeft appellantes gemachtigde er nog op gewezen dat het GAK de informatiebrief van eind 1999 over de mogelijkheid om per 1 januari 2000 een vrijwillige verzekering voor de ANW aan te gaan heeft verzonden naar een ander postadres dan de Svb vanaf 2005 hanteert. Dienaangaande is de Raad van oordeel dat deze omstandigheid geen nieuw gezichtspunt oplevert, aangezien niet aannemelijk is geworden dat het GAK toen een onjuist adres heeft gehanteerd dan wel een door [O.] opgegeven adreswijziging onjuist heeft verwerkt.
4. Gelet op het vorenstaande slagen de hoger beroepen van appellante niet. De aangevallen uitspraken zullen daarom worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) T.J. van der Torn.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerde.
CVG