ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0130

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5866 WMO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 24 januari 2011. In die eerdere uitspraak was het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht na de gestelde termijn was betaald. Appellante, vertegenwoordigd door mr. J.H.F. de Jong, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing. De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het griffierecht op de laatste dag van de termijn ter griffie van de Raad is gestort. Dit leidde tot de conclusie dat appellante niet in verzuim was en dat het verzet gegrond verklaard moest worden. De eerdere uitspraak van 24 januari 2011 vervalt, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten van het verzet uit te spreken.

Uitspraak

10/5866 WMO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 september 2010, 09/3379 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht
Datum uitspraak: 31 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 24 januari 2011 heeft de Raad het namens appellante door mr. J.H.F. de Jong, advocaat te Utrecht, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 24 januari 2011 heeft mr. De Jong namens appellante verzet gedaan.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 24 januari 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht na het verstrijken van de gestelde termijn is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Inmiddels is gebleken dat het griffierecht op de laatste dag van de termijn ter griffie van de Raad is gestort.
In deze omstandigheden dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 24 januari 2011 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad in dit geval geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven
CVG