ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0116

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4393 WAZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. De uitspraak van de Raad van 6 oktober 2010 had het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 juni 2010 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar was.

De Raad heeft overwogen dat appellant uit een brief van de griffier van de rechtbank 's-Hertogenbosch had mogen afleiden dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep was aangevangen op 21 juli 2010. Aangezien appellant het hogerberoepschrift op 5 augustus 2010 heeft ingediend, concludeert de Raad dat de overschrijding van de termijn in dit geval verschoonbaar is. Dit leidt tot de beslissing dat het verzet gegrond is en dat de eerdere uitspraak van 6 oktober 2010 vervalt.

De Raad heeft geen kosten van appellant vastgesteld waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 maart 2011.

Uitspraak

10/4393 WAZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 10 juni 2010, 09/1714 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Datum uitspraak: 31 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 6 oktober 2010 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 6 oktober 2010 heeft appellant verzet gedaan.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 6 oktober 2010 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Met verwijzing naar zijn uitspraak van 14 juli 2009, LJN BJ3193, overweegt de Raad dat appellant uit de brief van de griffier van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 20 juli 2010, waarbij een aangetekend verzonden brief van 16 juni 2010 opnieuw is verzonden, heeft mogen afleiden dat de hogerberoepstermijn was aangevangen op 21 juli 2010. Nu appellant het hogerberoepschrift op 5 augustus 2010 heeft ingediend, is de Raad van oordeel dat de overschrijding van de hogerberoepstermijn in dit geval verschoonbaar is.
In deze omstandigheden dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 6 oktober 2010 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Van kosten van appellant waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben, is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
CVG