ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0114

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3848 WMO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 24 november 2010, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor het verzet was de stelling van appellant dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van de betalingstermijn voor het griffierecht. De Raad overweegt dat appellant op basis van een brief van de griffier van 6 september 2010 mocht afleiden dat de termijn voor betaling was aangevangen op 7 september 2010. Appellant heeft op 11 september 2010 een verzoek tot betalingsregeling ingediend, wat door de Raad als tijdig wordt beschouwd. Hierdoor wordt het verzet gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van 24 november 2010 vervalt. De Raad stelt appellant in de gelegenheid om het verschuldigde griffierecht binnen acht weken te voldoen, waarbij de griffier zowel aangetekend als niet-aangetekend zal verzenden. De Raad heeft geen kosten van appellant vastgesteld die voor een proceskostenveroordeling in aanmerking komen.

Uitspraak

10/3848 WMO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 mei 2010, 09/4143 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland
Datum uitspraak: 31 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 24 november 2010 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 24 november 2010 heeft appellant verzet gedaan.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 24 november 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet is betaald en dat het verzoek van appellant om een betalingsregeling te treffen niet binnen de door de griffier van de Raad bij brief van 13 augustus 2010 voor de betaling van het griffierecht gestelde termijn is gedaan.
Met verwijzing naar zijn uitspraak van 14 juli 2009, LJN BJ3193, overweegt de Raad dat appellant aan de brief van de griffier van de Raad van 6 september 2010, waarbij de brief van 13 augustus 2010 opnieuw is verzonden, heeft mogen afleiden dat de termijn voor de betaling van het griffierecht was aangevangen op 7 september 2010. Het verzoek van appellant om een betalingsregeling te treffen is gedaan bij brief van 11 september 2010 en daarmee - wel - tijdig.
In deze omstandigheden dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 24 november 2010 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Appellant zal in de gelegenheid worden gesteld het verschuldigde griffierecht binnen acht weken te voldoen. De daartoe strekkende brief van de griffier van de Raad zal tegelijkertijd zowel aangetekend als niet-aangetekend worden verzonden.
Van kosten van appellant waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben, is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
CVG