ECLI:NL:CRVB:2011:BP9712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-uitkering en verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 5 juli 2010, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in zijn besluit van 12 augustus 2009 vastgesteld dat appellante recht had op een werkhervattingsuitkering voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten, met ingang van 21 januari 2009. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. Ze voerde aan dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 augustus 2009 geen recht deed aan haar situatie en dat haar bezwaar tegen het besluit van 9 januari 2009 ten onrechte ongegrond was verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting op 28 januari 2011 gehouden, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door mr. F.A. Put. De Raad heeft de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het besluit van het Uwv beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Er was geen reden om te twijfelen aan de uitkomsten van het onderzoek, vooral omdat appellante geen medische informatie had ingebracht die haar standpunt kon onderbouwen.
De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en bevestigd dat het bezwaar van appellante terecht ongegrond was verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.