ECLI:NL:CRVB:2011:BP9041
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand bij detentie zonder acute noodsituatie
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die gedurende zijn detentie geen recht had op bijstand volgens de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving tot 1 maart 2008 bijstand, maar na een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage op 16 juni 2008, werd de uitkering van appellant beperkt tot de periode dat hij gedetineerd was, van 8 februari 2008 tot en met 21 februari 2008. Het College vorderde een bedrag van € 459,56 terug van appellant.
De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het College ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij zijn advocaat, mr. A.H. Westendorp, de zaak aanvoerde. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Het was niet in geschil dat appellant gedetineerd was in de relevante periode en dat hij daardoor geen recht had op bijstand volgens artikel 13, eerste lid, onder a, van de WWB.
De Raad oordeelde dat het College in afwijking van de WWB bijstand kan verlenen indien er zeer dringende redenen zijn, maar dat in dit geval geen acute noodsituatie aanwezig was. Het enkele feit dat de woonlasten van appellant tijdens zijn detentie doorliepen, was niet voldoende om aan te nemen dat er sprake was van een acute noodsituatie. De Raad bevestigde daarmee het oordeel van de rechtbank dat het College niet bevoegd was om appellant bijstand te verlenen gedurende de periode van detentie.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 maart 2011.