ECLI:NL:CRVB:2011:BP9034

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-542 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorzieningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2011 uitspraak gedaan over een beroep van appellant, die in Australië woont, tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant had verzocht om voorzieningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), maar zijn verzoek werd afgewezen omdat hij de bezwaartermijn had overschreden. De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaar van appellant op 23 oktober 2009 was ingediend, terwijl de termijn op 9 juli 2009 was verstreken. Appellant heeft aangevoerd dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder een ernstige ziekte van zijn broer en een operatie, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.

De Raad overweegt dat de termijnen voor het indienen van bezwaar en beroep fatale termijnen zijn. Dit betekent dat bij overschrijding van deze termijnen, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard moet worden, tenzij er sprake is van een aanvaardbare reden voor verschoonbaarheid. De Raad heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden die appellant heeft aangevoerd niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De Raad benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de appellant is om, ook bij afwezigheid, maatregelen te treffen voor de tijdige indiening van een bezwaarschrift.

Uiteindelijk heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gehouden. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

10/542 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (Australië) (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans: de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 10 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), is in verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), voortgezet door de Pensioen- en Uitkeringsraad als bedoeld in deze wet. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de - voormalige - Raadskamer WUV van de PUR.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 24 december 2009, kenmerk BZ 48747, JZ/P90/2009, verder: bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2011. Appellant is, zoals bericht, niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 9 juli 2009 heeft verweerster afwijzend beslist op een verzoek van appellant om hem in aanmerking te brengen voor voorzieningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
1.2. Tegen dat besluit heeft appellant bezwaar gemaakt bij brief gedateerd 24 september 2009, welke brief blijkens de gedingstukken op 23 oktober 2009 bij het Consulaat-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden in Sydney (Australië) is ingekomen.
1.3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de op grond van artikel 42, eerste lid, van de Wuv in dit geval geldende bezwaartermijn van dertien weken. In dat verband heeft verweerder overwogen dat appellant geen omstandigheid heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding kan verontschuldigen.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. Vast staat dat appellant de bezwaartermijn van dertien weken als genoemd in artikel 42, eerste lid, van de Wuv heeft overschreden.
2.2. In beroep heeft appellant verklaard dat hij door omstandigheden vergeten is tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Zo heeft appellant aangegeven dat hij verbleef bij zijn dochter in Kuala Lumpur, vervolgens bij thuiskomst geconfronteerd werd met een ernstige ziekte van zijn broer in Canada en dat hij voordat hij naar Canada kon reizen zelf een operatie heeft moeten ondergaan.
2.3. De termijnen voor het maken van bezwaar en beroep zijn fatale termijnen. Dat betekent dat bij overschrijding daarvan een niet-ontvankelijkheid dient te worden uitgesproken, tenzij valt te wijzen op een aanvaardbare reden voor verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.4. In hetgeen appellant heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding in de zin van artikel 6:11 Awb. Hiertoe overweegt de Raad dat het op de weg van een betrokkene ligt om bij afwezigheid (wegens vakantie of andere redenen) maatregelen te treffen voor afhandeling van de post en om - zonodig met behulp van derden - zorg te dragen voor het tijdig (laten) indienen van een bezwaarschrift.
3. Het voorgaande brengt de Raad tot de slotsom dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden en het beroep ongegrond moet worden verklaard.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en C.G. Kasdorp als leden, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2011.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) K. Moaddine.
RB