ECLI:NL:CRVB:2011:BP8616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Toekenning van Wajong-uitkering en beoordeling van bijzonder geval
In deze zaak gaat het om de toekenning van een Wajong-uitkering aan appellante, die verzocht om de uitkering met terugwerkende kracht vanaf haar achttiende jaar. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank Arnhem in haar eerdere uitspraak terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een bijzonder geval zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wajong. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het Uwv de Wajong-uitkering had toegekend met ingang van 19 januari 2008, op basis van een aanvraag van 19 januari 2009.
Appellante stelde dat haar handicap, een congenitale complexe invaliderende rugproblematiek, door haar familie werd ontkend voordat zij de achttienjarige leeftijd bereikte, wat haar in staat zou hebben gesteld om eerder een aanvraag in te dienen. De Raad oordeelt echter dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische stukken heeft overgelegd die haar standpunt ondersteunen. De Raad bevestigt de overwegingen van de rechtbank dat er geen aanwijzingen zijn dat appellante vanwege medische of psychische redenen niet in staat was om eerder een Wajong-uitkering aan te vragen. De Raad concludeert dat het hoger beroep faalt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de andere rechters de overwegingen van de rechtbank onderschrijven. De Raad wijst erop dat de bepalingen van de Wajong, zoals die luidden tot 1 januari 2010, van toepassing zijn op deze zaak. De Raad benadrukt dat de beoordeling van de aanvraag en de omstandigheden van appellante zorgvuldig zijn uitgevoerd, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.