ECLI:NL:CRVB:2011:BP8517
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Gelijktijdige samenloop van WAZ en WAO-uitkeringen en de gevolgen voor de toekenning van een WAZ-uitkering
In deze zaak gaat het om de gelijktijdige samenloop van WAZ- en WAO-uitkeringen. Appellant, die in november 1991 als zelfstandig taxichauffeur begon te werken, heeft zijn werkzaamheden gestaakt na een aanrijding op 16 december 1999. Hij diende op 15 november 2000 een aanvraag in voor een WAZ-uitkering, die op 14 maart 2001 werd afgewezen. De reden hiervoor was dat de vastgestelde WAZ-grondslag van f 40,45 bruto per dag lager was dan de reeds toegekende WAO-uitkering van f 111,95 bruto per dag. In een latere herbeoordeling van de WAO-uitkering werd deze per 17 februari 2003 ingetrokken, maar de vraag rees of appellant recht had op een WAZ-uitkering.
In hoger beroep stelde appellant dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de situatie per eerste arbeidsongeschiktheiddag bepalend blijft, ook al is er op een later tijdstip geen sprake meer van samenloop. Hij betoogde dat het wegvallen van de WAO-uitkering per 17 februari 2003 betekende dat er geen samenloop meer was en dat er niets meer in de weg stond voor de uitbetaling van de WAZ-uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De situatie ten tijde van het intreden van de arbeidsongeschiktheid blijft bepalend, en de beëindiging van de WAO-uitkering maakt geen einde aan de samenloop.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de WAZ-grondslag verminderd moest worden met het als werknemer genoten loon, zoals bepaald in artikel 8, 12e lid, van de WAZ. De Raad concludeerde dat het hoger beroep faalde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 maart 2011.