ECLI:NL:CRVB:2011:BP7462

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1132 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WAO-uitkering had aangevraagd. De appellant had eerder, op 28 november 2001, een uitkering geweigerd gekregen omdat hij niet onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt was geweest. Na een nieuwe aanvraag op 18 september 2007, die door het Uwv werd aangemerkt als verzoek om terug te komen van het eerdere besluit, heeft het Uwv op 8 februari 2008 geweigerd om terug te komen op het besluit van 2001. Dit werd later bevestigd in een besluit van 24 juli 2008, waartegen appellant in beroep ging bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat de door appellant overgelegde medische informatie geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aantoonde die het rechtvaardigden om het eerdere besluit te herzien.

Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant voldoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad concludeerde dat de medische informatie die door appellant was overgelegd, niet kon worden aangemerkt als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad merkte op dat de medische verklaringen van dr. Abdelmalek el Hamdouchi, die meer dan 19 jaar na de periode in geding waren opgesteld, niet relevant waren voor de beoordeling van de gezondheidstoestand van appellant in de periode waar het om ging.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de beslissing werd bevestigd, waarmee het hoger beroep van appellant niet slaagde.

Uitspraak

10/1132 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Marokko, (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 januari 2010, 08/2615 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. J. Koning.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 28 november 2001 is aan appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geweigerd onder overweging dat hij niet onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt is geweest, dan wel niet na afloop van deze wachttijd (op 25 januari 1991) arbeidsongeschikt was. Dit besluit staat in rechte vast. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 13 januari 2006 (04/225).
2.1. Op 18 september 2007 heeft appellant opnieuw verzocht om in aanmerking te komen voor een WAO-uitkering. Deze aanvraag is door het Uwv aangemerkt als verzoek om terug te komen van het besluit van 28 november 2001.
2.2. Bij besluit van 8 februari 2008 heeft het Uwv geweigerd terug te komen van het besluit van 28 november 2001 onder de overweging dat uit de door appellant bij het verzoek overgelegde medische gegevens, is gebleken dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden op grond waarvan dat besluit als onjuist is aan te merken.
2.3. Bij besluit van 24 juli 2008 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv deze weigering gehandhaafd en het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank betreft de medische informatie waarmee appellant zijn verzoek heeft onderbouwd, geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die het rechtvaardigen om terug te komen van het besluit van 28 november 2001. In dit verband heeft de rechtbank van belang geacht dat het merendeel dateert van na het jaar 1990 en niet ziet op de gezondheidstoestand van appellant in die periode. Aan de wel in deze periode betrekking hebbende verklaringen van KNO-arts M. Bouchtib van 25 juni 1990, 8 augustus 1990, 21 september 1990, 3 november 1990 en 12 december 1990 hecht de rechtbank geen doorslaggevende betekenis nu de daarin gestelde diagnose depressieve klachten niet tot het vakgebied van een KNO-arts gerekend moeten worden en het erop lijkt dat de verklaringen achteraf zijn opgesteld. Bovendien ziet de rechtbank niet in dat eiser deze verklaringen niet ten tijde van de procedure betreffende het besluit van 28 november 2001 in het geding had kunnen brengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het Uwv het verzoek van appellant heeft mogen afwijzen met toepassing van artikel 4:6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Appellant kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Op 1 september 2010 heeft appellant medische verklaringen van dr. Abdelmalek el Hamdouchi van 9 augustus 2010 en 16 juni 2010 overgelegd.
5.1. De Raad oordeelt als volgt.
5.2. Het geschil is toegespitst op de vraag of er voor het Uwv in het kader van artikel 4:6 van de Awb aanleiding bestond om de - bij een in rechte onaantastbaar geworden besluit - geweigerde WAO-uitkering alsnog toe te kennen.
5.3. De Raad is van oordeel dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en de overwegingen die daaraan ten grondslag hebben gelegen en verwijst daarnaar. De (medische) informatie die door appellant is overgelegd kan niet worden aangemerkt als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
5.4. Ten aanzien van de medische verklaringen van dr. Abdelmalek el Hamdouchi van 9 augustus 2010 en 16 juni 2010, die appellant op 1 september 2010 heeft overgelegd, merkt de Raad op dat deze verklaringen meer dan 19 jaar na de periode in geding zijn opgesteld en niet zien op de gezondheidstoestand van appellant in de periode in geding. Bovendien zijn deze gegevens na het bestreden besluit bekend geworden, waardoor het Uwv daaromtrent geen beslissing kon nemen, zodat de Raad reeds daarom aan deze stukken voorbij gaat.
5.5. Evenals de rechtbank is de Raad dan ook van oordeel dat het Uwv het verzoek van appellant heeft mogen afwijzen met toepassing van artikel 4:6 van de Awb.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2011.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Venneman.
NW