ECLI:NL:CRVB:2011:BP3427

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1610 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag compensatie eigen risico 2008 ingevolge de Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van CAK B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 4 maart 2010. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, zoals geregeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechtbank had eerder het besluit van CAK om de aanvraag af te wijzen vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. CAK heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad heeft geoordeeld dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Dit komt doordat de rechtbank had bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven, en CAK zich in zijn hoger beroep niet richtte tegen die bepaling. Hierdoor kan CAK met zijn hoger beroep geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.

De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in haar uitspraak had geoordeeld dat CAK in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld door onvoldoende onderzoek te doen naar de aanvraag van betrokkene. De rechtbank had geoordeeld dat CAK niet had voldaan aan de motiveringsplicht en dat de afwijzing van de aanvraag niet zorgvuldig was voorbereid. De Raad heeft echter geconcludeerd dat CAK, gezien de omstandigheden, geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk is verklaard, en de eerdere uitspraak van de rechtbank blijft gelden, wat inhoudt dat betrokkene geen aanspraak heeft op compensatie van het eigen risico in 2008.

De Raad heeft CAK ook veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn vastgesteld op € 20,20 aan reiskosten, en heeft bepaald dat CAK een griffierecht van € 448,-- moet betalen.

Uitspraak

10/1610 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
CAK B.V. (hierna: CAK),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 4 maart 2010, 09/1742 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
CAK
Datum uitspraak: 26 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2010, waar CAK - na voorafgaand bericht - niet is verschenen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
1.1. Betrokkene heeft bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. Bij besluit van 11 december 2008 heeft CAK de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 25 februari 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 11 december 2008 ongegrond verklaard. CAK heeft zich, voor zover hier van belang, op het standpunt gesteld dat als voorwaarde voor het in aanmerking komen van de compensatie eigen risico 2008 onder meer geldt dat de belanghebbende in verband met medicijngebruik is ingedeeld in een bij ministeriële regeling aangewezen farmaceutische kostengroep (hierna: FKG) in de twee jaren voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. CAK heeft verder overwogen dat bij de beoordeling van de aanvraag van betrokkene is uitgegaan van de juistheid van de namens de zorgverzekeraar van betrokkene door Vektis c.v. (hierna: Vektis) aangeleverde gegevens. Naar aanleiding van het bezwaar van betrokkene heeft CAK Vektis nogmaals gevraagd te controleren of betrokkene in zowel 2006 als in 2007 in een FKG is ingedeeld of ingedeeld zou moeten zijn. Vektis heeft daarop aangegeven dat betrokkene wel in 2006, maar niet in 2007 in een FKG is ingedeeld. CAK heeft vervolgens geconcludeerd dat betrokkene niet in aanmerking komt voor de compensatie eigen risico 2008 en de afwijzing van de onder 1.1 genoemde aanvraag gehandhaafd. CAK heeft afgezien van het houden van een hoorzitting, omdat het bezwaar van betrokkene kennelijk ongegrond is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen over het griffierecht en reiskosten, het beroep tegen het besluit van 25 februari 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De rechtbank heeft overwogen dat CAK het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig heeft voorbereid door naar aanleiding van de door betrokkene in bezwaar verstrekte controleerbare gegevens niet nader te onderzoeken of betrokkene ten onrechte niet in een Farmaceutische Kosten Groep (FKG) is ingedeeld. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat CAK op grond van de ingevolge de artikelen 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb op haar berustende motiveringsplicht niet kan volstaan met de mededeling dat zij Vektis verzocht heeft een en ander nogmaals te beoordelen. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten op de grond dat uit de door CAK hangende beroep van Vektis verkregen gegevens blijkt dat betrokkene in het jaar 2007 niet meer dan 180 standaard dagdoseringen - maar 153 - van de werkzame stof metformine afgeleverd heeft gekregen, zodat hij in dat jaar terecht niet in een FKG is ingedeeld en waardoor hij niet aan de voorwaarden voldoet.
3.1. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. CAK stelt zich op het standpunt dat het niet heeft gehandeld in strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Er is geen sprake van strijd met artikel 3:2 van de Awb omdat CAK dient uit te gaan van de door Vektis aangeleverde gegevens. Er is geen sprake van strijd met de artikelen 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb omdat CAK moet afgaan op de van Vektis verkregen gegevens en het geen uitspraak kan doen over de vraag of een belanghebbende al dan niet ten onrechte niet is ingedeeld in een FKG.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad stelt tevens vast dat de rechtbank op grond van een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 25 februari 2009 geheel in stand blijven.
4.2. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van
31 augustus 2006, LJN AY8271 en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak nu de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven en het hoger beroep van CAK zich niet richt tegen die bepaling en de gronden waarop deze berust. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit betekent dat het hoger beroep van CAK niet inhoudelijk wordt behandeld en dat hetgeen de rechtbank heeft beslist dus blijft gelden, te weten dat betrokkene geen aanspraak heeft op compensatie van het eigen risico in 2008.
5. De Raad ziet aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van de proceskosten van betrokkene, welke worden gesteld op € 20,20 aan reiskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt CAK in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 20,20 aan reiskosten;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 448,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) J. de Jong.
HD