ECLI:NL:CRVB:2011:BP2478

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2984 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van het Uwv in proceskosten na intrekking hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg van 15 april 2010. Namens appellant heeft mr. R.W. van Voorst Vader, advocaat te Terneuzen, het hoger beroep ingesteld. Op 29 december 2010 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar afgegeven, waarna appellant op 31 december 2010 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de Raad, waardoor het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de beslissing van 29 december 2010 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten worden veroordeeld. De Raad heeft besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,--, te betalen aan de griffier van de Raad. Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door G. van der Wiel, met M. Mostert als griffier.

Uitspraak

10/2984 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 15 april 2010, 08/68 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 28 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.W. van Voorst Vader, advocaat te Terneuzen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 29 december 2010 een nieuwe beslissing op bezwaar afgegeven.
Bij faxbericht van 31 december 2010 heeft mr. Van Voorst Vader namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de Raad.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het Uwv met de beslissing van 29 december 2010 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft beslist de gemaakte kosten in de bezwaarfase te vergoeden, staat de Raad ter beoordeling de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 874,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, derhalve in totaal € 1.518,--. Nu in beroep en hoger beroep een bewijs van toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand is afgegeven, dient het bedrag van
€ 1.518,-- te worden betaald aan de griffier van de Raad.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,--, te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van M. Mostert als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2011.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M. Mostert.
NK