ECLI:NL:CRVB:2011:BP2478
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Veroordeling van het Uwv in proceskosten na intrekking hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg van 15 april 2010. Namens appellant heeft mr. R.W. van Voorst Vader, advocaat te Terneuzen, het hoger beroep ingesteld. Op 29 december 2010 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar afgegeven, waarna appellant op 31 december 2010 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de Raad, waardoor het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de beslissing van 29 december 2010 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten worden veroordeeld. De Raad heeft besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,--, te betalen aan de griffier van de Raad. Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door G. van der Wiel, met M. Mostert als griffier.