ECLI:NL:CRVB:2011:BP2002

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1382 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens onvoldoende procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft het Centraal Administratiekantoor (CAK) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Assen. De rechtbank had op 11 februari 2010 het beroep van betrokkene, die compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008 had aangevraagd, gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het besluit van CAK, waarin de aanvraag van betrokkene werd afgewezen, vernietigd moest worden wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat CAK niet had aangetoond dat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor compensatie.

Tijdens de zitting op 7 december 2010 zijn partijen niet verschenen. De Raad voor de Rechtspraak heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad concludeerde dat CAK onvoldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Dit was gebaseerd op de overweging dat de rechtbank had bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, en dat CAK met zijn hoger beroep geen resultaat kon bereiken dat voor hem feitelijk betekenis zou hebben.

De Raad heeft daarom het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema als voorzitter en R.L.G. Boot als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 januari 2011.

Uitspraak

10/1382 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
Centraal Administratiekantoor (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 11 februari 2010, 09/124 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 18 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 7 december 2010. Partijen zijn - CAK met voorafgaand bericht - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft eind 2008 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 11 december 2008 de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 21 januari 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 10 december 2008 kennelijk ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van 16 februari 2009 wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken dat de berekening van CAK, dat betrokkene in het jaar 2007 niet meer dan 180 standaard dagdoseringen - maar 108 - van de werkzame stof risperidon afgeleverd heeft gekregen, onjuist is. Betrokkene is in dit jaar terecht niet in een FKG ingedeeld, waardoor zij niet aan de voorwaarden voor compensatie voldoet.
3.1. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. CAK stelt zich op het standpunt dat het bezwaar van betrokkene terecht kennelijk ongegrond is verklaard, omdat het CAK op grond van de toepasselijke regelgeving uit moet gaan van de juistheid van de door Vektis c.v. geleverde gegevens. Een hoorzitting kan vanuit dit perspectief niets toevoegen aan de beoordeling van het bezwaar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad stelt tevens vast dat de rechtbank op grond van een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 21 januari 2009 geheel in stand blijven.
4.2. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271, en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, nu de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven en het hoger beroep van CAK zich niet richt tegen die bepaling en de gronden waarop deze berust. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 448,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema als voorzitter, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2011.
(get.) H.C.P. Venenma.
(get.) R.L.G. Boot.
NK