ECLI:NL:CRVB:2011:BP0966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep door termijnoverschrijding en gevolgen van handelen gemachtigde
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2011 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep dat door appellant was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Het hoger beroep was niet tijdig ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 22 juni 2010 was, maar het beroepschrift was pas op 23 juni 2010 verzonden. De gemachtigde van appellant, mr. J. van Hoeckel, heeft in het verzetschrift betoogd dat de termijnoverschrijding niet aan appellant kon worden verweten, omdat zij door complicaties bij haar zwangerschap in het ziekenhuis was opgenomen en de zaak aan haar assistente had overgedragen.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de gevolgen van het handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel voor rekening komen van degene die zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd. Ondanks de uitleg van de gemachtigde, die ter zitting verklaarde dat de termijnoverschrijding het gevolg was van een fout op haar kantoor, heeft de Raad geen aanleiding gezien om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad heeft vastgesteld dat de indieningstermijn niet is nageleefd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden.
Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepsschriften en de verantwoordelijkheid van de gemachtigde in het proces.