ECLI:NL:CRVB:2011:BP0966

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3602 WW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep door termijnoverschrijding en gevolgen van handelen gemachtigde

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2011 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep dat door appellant was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Het hoger beroep was niet tijdig ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 22 juni 2010 was, maar het beroepschrift was pas op 23 juni 2010 verzonden. De gemachtigde van appellant, mr. J. van Hoeckel, heeft in het verzetschrift betoogd dat de termijnoverschrijding niet aan appellant kon worden verweten, omdat zij door complicaties bij haar zwangerschap in het ziekenhuis was opgenomen en de zaak aan haar assistente had overgedragen.

De Raad heeft echter geoordeeld dat de gevolgen van het handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel voor rekening komen van degene die zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd. Ondanks de uitleg van de gemachtigde, die ter zitting verklaarde dat de termijnoverschrijding het gevolg was van een fout op haar kantoor, heeft de Raad geen aanleiding gezien om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad heeft vastgesteld dat de indieningstermijn niet is nageleefd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepsschriften en de verantwoordelijkheid van de gemachtigde in het proces.

Uitspraak

10/3602 WW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 11 mei 2010, 09/1240 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 10 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 8 september 2010 heeft de Raad het namens appellant door mr. J. van Hoeckel, werkzaam bij BDO Arbeidsjuristen B.V. te ’s-Hertogenbosch, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 8 september 2010 heeft mr. Van Hoeckel namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 29 november 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Hoeckel. Het Uwv is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 8 september 2010 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 22 juni 2010. Het hogerberoepschrift is op 23 juni 2010 per post verzonden.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring desondanks achterwege, indien de indiener van het beroepschrift niet kan worden verweten dat de termijn is overschreden.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellant - uitvoerig - betoogd dat het hogerberoepschrift wel tijdig is ingediend, omdat 23 juni 2010 de laatste dag was waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend.
Ter zitting is de gemachtigde van appellant van dit standpunt teruggekomen en heeft zij verklaard dat het hogerberoepschrift weliswaar - door een fout op haar kantoor - niet tijdig is ingediend, maar dat dit appellant niet valt aan te rekenen. De gemachtigde van appellant moest in verband met complicaties bij een zwangerschap plotseling in het ziekenhuis worden opgenomen. Zij heeft toen de zaak overgedragen aan haar assistente. De assistente heeft het hogerberoepschrift eerst op 23 juni 2010 verzonden, hoewel de gemachtigde van appellant haar had opgedragen het hogerberoepschrift op 22 juni 2010 te verzenden. In de agenda van de gemachtigde van appellant was ook 22 (en niet 23) juni 2010 vermeld als de dag waarop het hogerberoepschrift - uiterlijk - moest worden ingediend.
In hetgeen de gemachtigde van appellant ter zitting heeft aangevoerd ziet de Raad, nog daargelaten hoe deze latere verklaring zich verhoudt tot het eerder in het verzetschrift ingenomen standpunt, geen aanleiding de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad dienen de gevolgen van handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel voor rekening te blijven van degene die de behartiging van zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd. Van redenen om in het voorliggende geval van dit uitgangspunt af te wijken, is de Raad niet gebleken.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
KR