ECLI:NL:CRVB:2011:BP0475

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1625 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep CAK B.V. niet-ontvankelijk verklaard inzake compensatie eigen risico 2008

In deze zaak heeft CAK B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep tegen een besluit van CAK over de afwijzing van een aanvraag voor compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008 gegrond werd verklaard. De rechtbank had bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag van betrokkene niet werd herzien. CAK stelde dat het niet in strijd had gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het zich had gebaseerd op de gegevens van Vektis, de zorgverzekeraar van betrokkene.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Dit is gebaseerd op de overweging dat de rechtbank al had bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven en dat CAK met zijn hoger beroep geen resultaat kan bereiken dat feitelijk betekenis voor hem heeft. De Raad concludeert dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk moet worden verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank blijft gelden. De rechtbank had immers al geoordeeld dat betrokkene geen recht heeft op compensatie van het eigen risico in 2008.

De uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter, met J. de Jong als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 januari 2011. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

10/1625 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
CAK B.V. (hierna: CAK),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 5 maart 2010, 09/1527 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
CAK
Datum uitspraak: 5 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 15 december 2010, waar beide partijen - na voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
1.1. Betrokkene heeft bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. Bij besluit van 24 december 2008 heeft CAK de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 16 februari 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 24 december 2008 ongegrond verklaard. CAK heeft zich, voor zover hier van belang, op het standpunt gesteld dat als voorwaarde voor het in aanmerking komen van de compensatie eigen risico 2008 onder meer geldt dat de belanghebbende in verband met medicijngebruik is ingedeeld in een bij ministeriële regeling aangewezen farmaceutische kostengroep (hierna: FKG) in de twee jaren voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. CAK heeft verder overwogen dat bij de beoordeling van de aanvraag van betrokkene is uitgegaan van de juistheid van de namens de zorgverzekeraar van betrokkene door Vektis c.v. (hierna: Vektis) aangeleverde gegevens. Naar aanleiding van het bezwaar van betrokkene heeft CAK Vektis nogmaals gevraagd te controleren of betrokkene in zowel 2006 als in 2007 in een FKG is ingedeeld of ingedeeld zou moeten zijn. Vektis heeft daarop aangegeven dat betrokkene noch in 2006, noch in 2007 in een FKG is ingedeeld. CAK heeft vervolgens geconcludeerd dat betrokkene niet in aanmerking komt voor de compensatie eigen risico 2008 en de afwijzing van de onder 1.1 genoemde aanvraag gehandhaafd. CAK heeft afgezien van het houden van een hoorzitting, omdat het bezwaar van betrokkene kennelijk ongegrond is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank met een bepaling omtrent het griffierecht het beroep tegen het besluit van 16 februari 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De rechtbank heeft overwogen dat CAK het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig heeft voorbereid door naar aanleiding van de door betrokkene in bezwaar verstrekte controleerbare gegevens niet nader te onderzoeken of betrokkene ten onrechte niet in een FKG is ingedeeld. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat CAK op grond van de ingevolge de artikelen 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb op haar berustende motiveringsplicht niet kan volstaan met de mededeling dat zij Vektis verzocht heeft een en ander nogmaals te beoordelen. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten op de grond dat uit de door betrokkene hangende beroep overgelegde gegevens blijkt dat betrokkene in het jaar 2006 en 2007 niet meer dan 180 standaard dagdoseringen - maar 165 (in 2006) en 180 (in 2007) - van de werkzame stof Flecainide afgeleverd heeft gekregen, zodat hij in deze jaren terecht niet in een FKG is ingedeeld en waardoor hij niet aan de voorwaarden voldoet.
3. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. CAK stelt zich op het standpunt dat het niet heeft gehandeld in strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Er is geen sprake van strijd met artikel 3:2 van de Awb omdat CAK dient uit te gaan van de door Vektis aangeleverde gegevens. Er is geen sprake van strijd met de artikelen 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb omdat CAK moet afgaan op de van Vektis verkregen gegevens en het geen uitspraak kan doen over de vraag of een belanghebbende al dan niet ten onrechte niet is ingedeeld in een FKG.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad stelt tevens vast dat de rechtbank op grond van een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 16 februari 2009 geheel in stand blijven.
4.2. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271 en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak nu de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven en het hoger beroep van CAK zich niet richt tegen die bepaling en de gronden waarop deze berust. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit betekent dat het hoger beroep van CAK niet inhoudelijk zal worden behandeld. Het gevolg daarvan is dat de uitspraak van de rechtbank blijft gelden. In die uitspraak heeft de rechtbank beslist dat betrokkene geen aanspraak heeft op compensatie van het eigen risico in 2008.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 448,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2011.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) J. de Jong.
RB