ECLI:NL:CRVB:2011:689

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
29 april 2013
Zaaknummer
11-1667 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft appellant, wonende in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2011. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 juli 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 112,-- heeft betaald. Appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht binnen een bepaalde termijn te voldoen, maar heeft hieraan niet voldaan. De Raad heeft geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest, waardoor het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, met A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. Tegen deze uitspraak staat verzet open voor belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

11/1667 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant]wonende te Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2011, 10/3363
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Datum uitspraak: 22 juli 2011

I.PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

II.OVERWEGINGEN

In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 22 maart 2011 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 112,-- is verschuldigd, en is meegedeeld dat het volledige verschuldigde bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de bankrekening van de Centrale Raad van Beroep moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brieven van 22 april 2011 en 31 mei 2011 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

III.BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van
A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
RK