ECLI:NL:CRVB:2010:BO9559

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1116 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring verzet inzake niet-tijdige indiening hogerberoepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 14 april 2010. Appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Adansar, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad had het hoger beroep echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De laatste dag voor indiening was 17 februari 2010, maar het hogerberoepschrift, gedateerd op 16 februari 2010, was pas op 19 februari 2010 ontvangen.

Tijdens de behandeling van het verzet op 29 november 2010 heeft mr. Adansar betoogd dat uit het postboek van haar kantoor blijkt dat het hogerberoepschrift op 16 februari 2010 is verzonden. De Raad heeft echter geoordeeld dat aan het postboek niet de gewenste betekenis kan worden toegekend, omdat het poststempel op de enveloppe niet leesbaar was en er geen bewijs was dat het hogerberoepschrift voor de deadline ter post was bezorgd. De Raad heeft verwezen naar eerdere jurisprudentie en geconcludeerd dat er geen grond is om aan te nemen dat de terpostbezorging voor het einde van de termijn heeft plaatsgevonden.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door T.G.M. Simons, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.

Uitspraak

10/1116 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 4 januari 2010, 09/1550
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 22 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 14 april 2010 heeft de Raad het namens appellante door mr. M. Adansar, advocaat te Amsterdam, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 14 april 2010 heeft mr. Adansar namens appellante verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 29 november 2010. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Adansar. Het Uwv is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 14 april 2010 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was (woensdag) 17 februari 2010. Het hogerberoepschrift, gedateerd (dinsdag) 16 februari 2010, is op (vrijdag) 19 februari 2010 bij de Raad ontvangen. Het poststempel dat door TNT Post is geplaatst op de enveloppe waarin het hogerberoepschrift is verzonden, is niet leesbaar.
In artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bepaald dat bij verzending per post een (hoger)beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Dit betekent dat in het voorliggende geval bepalend is of het hogerberoepschrift voor 17 februari 2010 ter post is bezorgd.
Mr. Adansar heeft betoogd dat uit het overgelegde postboek van haar kantoor blijkt dat het hogerberoepschrift op 16 februari 2010 is verzonden. De Raad volgt dit betoog niet. In het - handgeschreven - postboek is zowel bij de datum 16 februari 2010 als bij de datum 18 februari 2010 vermeld dat stukken met betrekking tot de voorliggende zaak zijn verzonden. Niet duidelijk is vermeld aan wie of aan welke instantie (die) stukken zijn verzonden. Bij de Raad is slechts één brief ontvangen, namelijk op 19 februari 2010. In die omstandigheden kan aan het postboek niet de door (de gemachtigde van) appellante gewenste betekenis worden toegekend. Met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 oktober 2006, LJN AY9917, overweegt de Raad vervolgens dat nu het poststempel geen uitsluitsel geeft over de datum van terpostbezorging en het hogerberoepschrift ook niet daags na afloop van de termijn is ontvangen, er ook overigens geen grond is om aan te nemen dat de terpostbezorging voor het einde van de termijn heeft plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
CVG