ECLI:NL:CRVB:2010:BO9340
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Weigering van een Wubo-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1939, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellante stelde dat zij tijdens de Tweede Wereldoorlog verschillende huiszoekingen door Duitsers heeft meegemaakt, waarbij geweld is gebruikt. De Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad heeft echter op 19 mei 2009, en later bevestigd in een bestreden besluit op 16 december 2009, de aanvraag afgewezen. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende had aangetoond dat zij was getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo.
Tijdens de zitting op 18 november 2010 heeft de Raad de argumenten van appellante en de verweerster gehoord. De Raad concludeerde dat de gestelde huiszoekingen niet als oorlogsgeweld konden worden gekwalificeerd, omdat er geen bevestiging was van de huiszoekingen en de Duitsers niet gericht waren op appellante, maar op haar vader. Bovendien was er geen bewijs dat de moeder van appellante zwaar mishandeld was tijdens deze huiszoekingen. De Raad benadrukte dat voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer, de confrontatie met zeer ernstig en schokkend fysiek geweld tegen derden vereist is, wat in dit geval niet was aangetoond.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit. De Raad heeft ook geen termen gezien om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 16 december 2010.