[appellant], wonende te [woonplaats], Israël (hierna: appellant),
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 16 december 2010
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster van 26 november 2009, kenmerk BZ48258, JZ/D80/2009 (bestreden besluit). Het bestreden besluit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2010. Appellant is niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wuv. Sinds 1990 ontvangt appellant van de Duitse overheid tevens maandelijks een uitkering in het kader van de zogenoemde Wiedergutmachung. Deze betalingen worden op de periodieke uitkering in mindering gebracht als overige inkomsten als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder d, van de Wuv.
1.2. In juli 2008 heeft appellant bij verweerster het verzoek ingediend de Wiedergutmachung, met terugwerkende kracht, niet meer in mindering te brengen op zijn periodieke uitkering. Bij besluit van 24 december 2008, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, heeft verweerster op dat verzoek afwijzend beslist. Verweerster heeft daarbij overwogen dat de Wiedergutmachung een inkomensvervangende uitkering betreft en niet het karakter heeft van een schadeloosstelling.
1.3. In beroep heeft appellant - kort gezegd - zijn standpunt herhaald dat de Wiedergutmachung evenals de uitkering in het kader van artikel 2 van de Claims Conference is bedoeld als schadevergoeding en niet aan het inkomen is gerelateerd.
1.4. In het verweerschrift heeft verweerster de beroepsgronden van appellant uitgebreid weersproken.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. Overeenkomstig zijn eerdere rechtspraak over dit onderwerp, onder meer een uitspraak van 22 maart 2007 (LJN BA2266), is de Raad met verweerster van oordeel dat de Wiedergutmachung als “overige inkomsten” in de zin van artikel 19, eerste lid, onder d, van de Wuv op de periodieke uitkering in mindering dient te worden gebracht. Dit omdat de Wiedergutmachung overwegend een inkomensvervangend karakter heeft. Hierbij is onder meer van belang dat de grondslag voor toekenning is gelegen in de omstandigheid dat appellant op grond van door het Nazi-regime genomen anti-joodse maatregelen is gehinderd in zijn persoonlijke ontwikkeling en daardoor inkomenverlies heeft geleden. In overeenstemming hiermee heeft de Landesrentenbehörde in 1990 de verminderde verdiencapaciteit bij appellant bepaald op 30%. Van een doelgerichte subsidie in de zin van artikel 19, zevende lid, van de Wuv is naar het oordeel van de Raad dan ook geen sprake. Dat bij de toekenning van de Wiedergutmachung mogelijk ook andere overwegingen een rol hebben gespeeld, kan aan het geschetste karakter daarvan niets af doen.
2.2. Appellant heeft in beroep nog aangegeven dat de door hem eveneens ontvangen uitkering in het kader van artikel 2 van de Claims Conference door verweerster anders wordt benaderd, maar de Raad merkt in dat verband op dat, daargelaten dat het een ander soort uitkering betreft, die uitkering hier niet ter beoordeling voor ligt.
3. Gezien het voorgaande concludeert de Raad dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden en het ingestelde beroep ongegrond dient te worden verklaard.
4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en G.L.M.J. Stevens als leden, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.