ECLI:NL:CRVB:2010:BO8896
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- C.W.J. Schoor
- N.J.E.G. Cremers
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die oorspronkelijk was vastgesteld op 80-100% en per 11 augustus 2008 is verlaagd naar 15-25%. Appellante heeft bezwaar aangetekend tegen deze herziening, welke door het Uwv op 23 maart 2009 gegrond is verklaard, maar de herziening zelf is in stand gebleven met een nieuwe ingangsdatum van 3 mei 2009. Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar de rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 19 maart 2010 het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische beperkingen van appellante niet zijn onderschat. Appellante is ongeschikt voor haar eigen werk, maar kan de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, vervullen.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw haar psychische klachten naar voren gebracht en betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat haar behandeling bij het GGZ niet relevant is voor de beoordeling op de datum van 3 mei 2009. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante geen nieuwe objectieve medische gegevens heeft ingebracht die de eerdere vaststellingen van haar beperkingen in twijfel trekken. De Raad bevestigt de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat de functies, gezien de belastende aspecten, medisch passend zijn voor appellante.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 17 december 2010, waarbij de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de Raad concludeert dat de eerdere oordelen van de rechtbank voldoende gemotiveerd zijn en dat appellante niet in haar hoger beroep kan worden gevolgd.