ECLI:NL:CRVB:2010:BO8885
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- C.W.J. Schoor
- N.J.E.G. Cremers
- Rechtspraak.nl
Toekenning schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de WAO-procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een schadevergoeding eiste wegens overschrijding van de redelijke termijn in de WAO-procedure. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase van de procedure een zelfstandig schadebesluit vormde. De Staat der Nederlanden was niet betrokken in deze procedure, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om het aandeel van de rechtbank in de overschrijding van de redelijke termijn te beoordelen. De bestuurlijke fase had in totaal ruim tien maanden geduurd, wat leidde tot de toekenning van een schadevergoeding van € 500,00 aan appellant.
De procedure begon met een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 6 februari 2004, waarin appellant een WAO-uitkering werd geweigerd. Na verschillende besluiten en een rechtsgang, werd appellant uiteindelijk met terugwerkende kracht een WAO-uitkering toegekend. Appellant verzocht het Uwv om schadevergoeding wegens de overschrijding van de redelijke termijn, wat aanvankelijk werd afgewezen, maar later werd erkend met een schadevergoeding van € 500,00.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte niet had erkend dat de periode tot het besluit van 3 september 2007 ook moest worden meegerekend in de bezwaarperiode. De Raad oordeelde echter dat de bestuurlijke fase van de procedure correct was vastgesteld en dat de overschrijding van de redelijke termijn niet verder reikte dan de eerder genoemde tien maanden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en wees het verzoek om een proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding voor was.