ECLI:NL:CRVB:2010:BO8882

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2186 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Appellant had eerder een hogerberoepschrift ingediend dat niet tijdig was verzonden, met als laatste indieningsdatum 13 april 2010. Het hogerberoepschrift werd echter pas op 14 april 2010 verzonden. De Raad had in een eerdere uitspraak op 9 juli 2010 geoordeeld dat appellant niet in verzuim was geweest, maar dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend.

Appellant heeft in zijn verzet verklaard dat hij als gevolg van een ongeval in maart 2010 een zware hersenschudding, twee gebroken vingers en verwondingen aan zijn gezicht had opgelopen. Hierdoor zou hij niet in staat zijn geweest om het hogerberoepschrift tijdig op te stellen en in te dienen. De Raad heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat appellant gedurende de gehele termijn niet in staat was om het hogerberoepschrift in te dienen. Bovendien kon appellant geen verklaring geven voor het feit dat hij één dag na het verstrijken van de termijn wel in staat was om het hogerberoepschrift te verzenden.

De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en heeft geen aanleiding gezien om appellant te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2010.

Uitspraak

10/2186 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 1 maart 2010, 09/3311 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 21 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 9 juli 2010 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 9 juli 2010 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 29 november 2010. Appellant was aanwezig. De Svb is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 9 juli 2010 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 13 april 2010. Het hogerberoepschrift is op 14 april 2010 verzonden.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring desondanks achterwege, indien de indiener niet kan worden verweten dat de termijn is overschreden.
In het verzetschrift en ter zitting heeft appellant verklaard dat hij als gevolg van een ongeval half maart 2010 een zware hersenschudding, twee gebroken vingers en verwondingen aan zijn gezicht heeft gehad. De gebroken vingers van appellant zijn inmiddels vergroeid, zodat hij veel moeite heeft met schrijven.
De Raad ziet hierin onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat appellant gedurende de - gehele - termijn niet in staat is geweest een hogerberoepschrift op te (laten) stellen en vervolgens in te dienen. Appellant heeft ook geen verklaring kunnen geven voor het feit dat hij daartoe - kennelijk - wel één dag na het verstrijken van de termijn in staat was, en daarvoor niet.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven
GdJ