ECLI:NL:CRVB:2010:BO8865
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2010 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 oktober 2009, maar haar hogerberoepschrift voldeed niet aan de vereisten, omdat het geen gronden bevatte. De termijn voor het indienen van deze gronden was verstreken op 1 februari 2010. De Raad had het hoger beroep op 17 februari 2010 niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend, dat op 17 augustus 2010 ter zitting werd behandeld. Appellante was aanwezig, bijgestaan door haar dochter, terwijl het Uwv niet verscheen.
De Raad overwoog dat het handelen of nalaten van de gemachtigde van appellante aan haar kan worden toegerekend. Dit betekent dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Wel werd besloten dat het door appellante betaalde griffierecht van € 110,- door de griffier aan haar zou worden terugbetaald, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R. Groothuis, en werd openbaar uitgesproken op 9 december 2010.