ECLI:NL:CRVB:2010:BO8864
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2010 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 24 augustus 2010. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, maar dit hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant diende op 15 oktober 2010 een verzetschrift in, waarin hij verzet aantekende tegen de niet-ontvankelijkverklaring. Tijdens de zitting op 29 november 2010 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam niet verscheen.
De Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld. Het verzetschrift was niet tijdig ingediend, en de Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad benadrukte dat de gevolgen van de termijnoverschrijding voor rekening van appellant komen, ongeacht de communicatie tussen appellant en zijn advocaat. Er waren geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering op dit beginsel rechtvaardigden.
Daarom werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de kosten van het verzet. Ten slotte werd opgemerkt dat de argumenten van appellant in het verzetschrift geen grond boden voor het oordeel dat het niet betalen van het griffierecht niet aan hem kon worden verweten. De eerdere uitspraak van de Raad van 24 augustus 2010 werd derhalve bevestigd.