ECLI:NL:CRVB:2010:BO7437

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/4848 WSFBSF-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 12 februari 2010, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor het verzet was dat er niet gereageerd was op een faxbericht van 3 november 2009, waarin appellante verzocht om verlaging van het griffierecht. De Raad constateerde dat het griffierecht niet tijdig was voldaan, maar dat er geen reactie was gegeven op het verzoek van appellante. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak verviel. Het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

De Raad heeft appellante in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen acht weken te voldoen en heeft haar ook gevraagd om de gronden van het hoger beroep binnen vier weken in te dienen. De Raad benadrukte dat de verwijzing naar eerdere gedingstukken niet voldoende was om de gronden van het hoger beroep te onderbouwen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier R. Groothuis.

Uitspraak

09/4848 WSFBSF-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 juli 2009, 08/1365 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep thans: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: Minister)
Datum uitspraak: 9 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 12 februari 2010 heeft de Raad het namens appellante door [P.], wonende te Den Haag, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 12 februari 2010 heeft [P.] namens appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 17 augustus 2010, waar partijen - de Minister met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 12 februari 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Bij brief van 7 oktober 2009 is appellante uitgenodigd het griffierecht binnen vier weken te voldoen. Bij faxbericht van 3 november 2009 is namens appellante een inkomensverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand ingezonden en verzocht om verlaging van het griffierecht.
De Raad stelt vast dat door hem - anders dan in de zaak met reg.nr. 09/4847 WTOS-V, waarin een vergelijkbaar verzoek was gedaan en waarin eveneens heden uitspraak wordt gedaan - niet is gereageerd op het faxbericht van 3 november 2009.
In die omstandigheden dient het verzet gegrond te worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 12 februari 2010 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad zal, bij afzonderlijk - aangetekend - te verzenden brief, appellante in de gelegenheid stellen het griffierecht binnen acht weken te voldoen.
De Raad wijst er verder op dat appellante niet heeft voldaan aan het verzoek om de gronden van het hoger beroep in te dienen. De verwijzing - in een tweede faxbericht van 3 november 2009 - naar “de gedingstukken welke reeds in uw bezit zijn” is daarvoor niet toereikend. Appellante dient concreet aan te geven op welke punten en waarom zij het niet eens is met de aangevallen uitspraak. De Raad zal appellante, eveneens bij afzonderlijk - aangetekend - te verzenden brief, in de gelegenheid stellen de gronden binnen vier weken in te dienen.
Van kosten waarop een veroordeling in de kosten van het verzet betrekking kan hebben, is niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
NW