08/7431 WWB
08/7432 WWB
08/7433 WWB
08/7434 WWB
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2008, 08/1334, 08/1342, 08/1564 en 08/1692 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam (hierna: College)
Datum uitspraak: 30 november 2010
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 19 oktober 2010. Partijen zijn niet verschenen.
1. Aan de aangevallen uitspraak - waarin appellant als eiser is aangeduid en het College als verweerder - ontleent de Raad de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden:
“Bij besluit van 20 december 2007 heeft verweerder eisers recht op uitkering krachtens de WWB met ingang van 1 juli 2007 ingetrokken.
Tegen het besluit van 20 december 2007 heeft eiser bij brief van 30 januari 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij brief van 6 februari 2008 is namens verweerder aan eiser medegedeeld dat zijn brief van 30 januari 2008 vooralsnog wordt aangemerkt als een bezwaarschrift op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast heeft verweerder desgevraagd medegedeeld dat de brief van 20 december 2007, met kenmerk [nr.], een besluit is.
Tegen deze brief heeft eiser bij brief van 14 februari 2008 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar van 14 februari 2008 heeft eiser bij brief van 9 april 2008, aangevuld bij brief van 22 april 2008, beroep ingesteld (reg.nr. AWB 08/1564 WWB-T1)
Bij besluit van 14 april 2008 heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.”.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep met reg.nr. AWB 08/1564 WWB-T1 niet-ontvankelijk verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt - ambtshalve oordelend - tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellant stelt zich op het standpunt dat op zijn bezwaarschrift van 14 februari 2008 had moeten worden beslist door de Bezwaarschriftencommissie van de gemeente Schiedam en dat de rechtbank die Commissie als verwerende partij had moeten aanmerken.
4.2. Het is vaste rechtspraak van de Raad dat slechts sprake is van voldoende procesbelang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Zie onder meer de uitspraak van 8 augustus 2006, LJN AY6077.
4.3. De Raad stelt vast dat het appellant te doen is om een beslissing op bezwaar van de Bezwaarschriftencommissie van de gemeente Schiedam te verkrijgen. Dit resultaat kan echter met het hoger beroep niet daadwerkelijk worden bereikt en kan geen feitelijke betekenis voor appellant hebben omdat de Bezwaarschriftencommissie daartoe niet bevoegd is. De Raad merkt in dit kader op dat het College bij besluit van 14 april 2008 een beslissing heeft genomen op de door appellant gemaakte bezwaren. Nu ook overigens niet is gebleken van een rechtens relevant belang, dient het hoger beroep naar het oordeel van de Raad niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.M.A. van der Kolk-Severijns, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2010.
(get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns.