ECLI:NL:CRVB:2010:BO5430

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/2888 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft verzoeker, wonende in Marokko, verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 juli 2004, waarin het hoger beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. Het verzoek om herziening is aan de orde gesteld tijdens de zitting van de Raad op 5 november 2010, waarbij verzoeker niet aanwezig was en de Sociale verzekeringsbank (Svb) zich niet liet vertegenwoordigen.

De Raad heeft vastgesteld dat het verzoekschrift niet de benodigde gronden bevatte waarop het verzoek om herziening berustte. Verzoeker is meerdere keren in de gelegenheid gesteld om deze gronden in te dienen, maar heeft hierop niet gereageerd. De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat een verzoekschrift ten minste de gronden van het beroep moet bevatten en dat bij het niet voldoen aan deze vereisten het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het verzoek om herziening niet-ontvankelijk te verklaren, omdat verzoeker niet heeft voldaan aan de gestelde eisen en geen omstandigheden heeft aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in aanwezigheid van griffier R.L. Rijnen, en is openbaar uitgesproken op 26 november 2010.

Uitspraak

10/2888 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[verzoeker], wonende te Marokko (hierna: verzoeker),
om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 juli 2004, 04/1433,
in het geding tussen
verzoeker
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 26 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 16 juli 2004, 04/1433.
Desgevraagd heeft de Svb de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Het verzoek is aan de orde gesteld ter zitting van de Raad van 5 november 2010. Verzoeker is niet verschenen. De Svb heeft zich met voorafgaande kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. In de uitspraak van 16 juli 2004 heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn kennelijk niet-ontvankelijk is.
3.1. Verzoeker heeft de Raad bij brief van 27 april 2010 verzocht om herziening van deze uitspraak.
3.2. Bij brief van 27 mei 2010 heeft de griffier van de Raad aan verzoeker laten weten dat het verzoekschrift niet de gronden bevat waarop het verzoek om herziening rust. Aan verzoeker is een termijn van vier weken gegund, vanaf de verzenddatum van de brief, om alsnog de gronden in te dienen.
3.3. Verzoeker heeft op deze brief niet gereageerd.
3.4. Bij brief van 28 juni 2010 is aan verzoeker een termijn van vier weken gesteld om de gronden waarop het beroep rust in te dienen. Daaraan is toegevoegd dat indien verzoeker nalaat om binnen de gestelde termijn de gronden in te dienen hij er rekening mee moet houden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
3.5. Ook op deze brief heeft verzoeker niet gereageerd.
4.1 In artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb is, voor zover hier van belang, bepaald dat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep bevat. In artikel 6:6 van de Awb is, voor zover hier van belang, bepaald dat indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Ingevolge de artikelen 6:24 en 8:88 van de Awb in deze bepaling van de overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening in hoger beroep.
4.2. Vaststaat dat het verzoekschrift niet de gronden bevat waarop het verzoek om herziening berust en dat die gronden ook na rappel niet zijn ingediend. Voorts heeft verzoeker geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan redelijkerwijs moet worden geoordeeld dat de Raad niet van de hem in artikel 6:6 van de Awb gegeven bevoegdheid gebruik zou mogen maken.
4.3. Gezien het voorgaande dient het verzoek om herziening niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar 26 november 2010.
(get.) H.J. Simon.
(get.) R.L. Rijnen.
NK
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare la requête de révision non recevable.
Par conséquent, décidée par M. le maître H.J. Simon en présence du maître R.L. Rijnen en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 26 Novembre 2010.