[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 januari 2010, 09/13 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 november 2010
Namens appellant heeft mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. drs. A. Boumanjal, kantoorgenoot van mr. Vingerling. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. F.A. Put.
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 25 november 2008 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 mei 2008, waarbij is besloten dat hem per 8 mei 2008 geen Wajong-uitkering wordt toegekend omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt is, ongegrond verklaard.
2.1. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn gedragsstoornissen en psychische klachten. Hij heeft al sinds zijn vroege jeugd ernstige gedragsstoornissen, welke nu hij volwassen is waarschijnlijk (pas) betiteld zullen worden als persoonlijkheidsstoornissen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij rapportages ingediend van NPT Utrecht van 1 december 2009 en van Centrum Maliebaan van 18 september 2009 alsook een uitdraai Medische gegevens van Penitentiaire Inrichting De Geniepoort gedateerd 9 november 2009.
2.2. Het Uwv heeft in hoger beroep het standpunt, zoals neergelegd in het besluit van 25 november 2008, gehandhaafd.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wajong, zoals die luidden tot 1 januari 2010.
3.3. De gedingstukken bevatten geen aanknopingspunten om het vanwege het Uwv ingestelde medisch onderzoek onzorgvuldig of onvolledig te achten. Voorts ziet de Raad, evenals de rechtbank, geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsarts opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), waarbij appellant geschikt is geacht voor routinematig, gestructureerd werk, met duidelijke grenzen en regels en nauwelijks conflicten. Door de verzekeringsartsen is rekening gehouden met de lichte ontwikkelingsachterstand van appellant en met zijn gedragsstoornissen. De in hoger beroep ingediende stukken roepen geen twijfel op aan de juistheid van de FML. De stukken van NPT Utrecht van 1 december 2009 en van Centrum Maliebaan van 18 september 2009 zijn reeds in eerste aanleg ingediend; de bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 4 december 2009 aangegeven dat en afdoende gemotiveerd waarom de informatie in die stukken geen aanleiding geeft tot bijstelling van de FML. De uitdraai Medische gegevens van Penitentiaire Inrichting De Geniepoort roept evenmin twijfel op aan de medische beoordeling, reeds vanwege het feit dat deze uitdraai ziet op de periode vanaf mei 2009, derhalve na de datum in geding, 8 mei 2008. De Raad verwijst hiertoe naar de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 27 april 2010. Appellant heeft ter zitting van de Raad gewezen op het feit dat hij sinds kort onder behandeling is bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie, te Utrecht. Hij zou graag in de gelegenheid worden gesteld om alsnog informatie van De Waag te verkrijgen over zijn psychische gesteldheid en de juiste psychiatrische diagnose. De Raad ziet hierin geen grond voor heropening van het onderzoek, nu enig aanknopingspunt om te kunnen aannemen dat de informatie ten aanzien van de behandeling van appellant bij De Waag relevant zal zijn voor de beoordeling van de medische situatie van appellant op 8 mei 2008 ontbreekt. Voorts ziet de Raad evenmin aanleiding tot benoeming van een onafhankelijke psychiater als deskundige, nu de voorhanden medische informatie éénsluidend is en appellant in hoger beroep geen medische gegevens heeft ingebracht die twijfel oproepen over de vastgestelde psychische belastbaarheid op 8 mei 2008. Wat de medische beoordeling betreft stelt de Raad zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank terzake en maakt deze tot de zijne.
3.4. Ten aanzien van de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies overweegt de Raad het volgende.
3.5. De arbeidsdeskundige heeft de schatting gebaseerd op de functies van inpakker, produktiemedewerker industrie en huishoudelijk medewerker gebouwen. De Raad is van oordeel dat de (bezwaar)arbeidsdeskundige afdoende heeft gemotiveerd dat appellant, gelet op zijn functionele mogelijkheden, in staat moet worden geacht deze functies te vervullen. Ten aanzien van de bijzondere belasting op punt 2.9 (samenwerken) is de Raad met de rechtbank van oordeel dat de bezwaararbeidsdeskundige afdoende heeft toegelicht dat appellant in staat moet worden geacht tot samenwerken in de genoemde functies, nu het wat het samenwerken met anderen betreft gaat om een eigen, afgebakende deeltaak. Nader overleg tussen de bezwaararbeidsdeskundige en de bezwaarverzekeringsarts is naar het oordeel van de Raad in dit geval niet noodzakelijk of geïndiceerd.
3.6. Gelet op het voorgaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
3.7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2010.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) T.J. van der Torn.