ECLI:NL:CRVB:2010:BO1789

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1425 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van verzet inzake niet-betaald griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 22 juni 2010, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een geschil tussen appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2010. Appellant had verzet aangetekend omdat hij het verschuldigde griffierecht niet kon betalen, en stelde dat hij al griffierecht had betaald bij de rechtbank en dat zijn inkomen op bijstandsniveau was, waardoor hij niet in staat was om opnieuw griffierecht te betalen.

De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald en dat appellant niet in verzuim was geweest. Tijdens de behandeling van het verzet op 17 augustus 2010 waren partijen niet verschenen. De Raad concludeerde dat appellant geen schriftelijk verzoek om uitstel van betaling had ingediend en dat er geen bewijs was dat hij het griffierecht ter sprake had gebracht in zijn telefoongesprek met de griffie. Hierdoor kon de Raad niet anders concluderen dan dat het verzet ongegrond was.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellant te veroordelen in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

10/1425 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2010, 09/1459 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam
Datum uitspraak: 28 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 22 juni 2010 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van 22 juni 2010 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 17 augustus 2010, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 22 juni 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij aangetekend verzonden brief van 20 april 2010 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij telefonisch aan de Raad heeft medegedeeld dat hij het verschuldigde griffierecht niet kan betalen, omdat hij bij de rechtbank al griffierecht heeft betaald en zijn inkomen op bijstandsniveau het onmogelijk maakt om voor het hoger beroep ook weer griffierecht te betalen.
Ingevolge de bij de Raad geldende administratieve voorschriften worden in het dossier notities opgenomen van tussen een partij en de griffie van de Raad gevoerde telefoongesprekken. Uit het dossier in deze zaak blijkt dat appellant op 4 mei 2010 telefonisch contact heeft opgenomen met de griffie van de Raad. De van dat gesprek gemaakte telefoonnotitie vermeldt slechts dat appellant heeft verzocht het hogerberoepschrift als verzetschrift door te zenden aan de rechtbank. Naar aanleiding daarvan heeft de Raad bij brief van 6 mei 2010 aan appellant medegedeeld dat uitsluitend het rechtsmiddel van hoger beroep openstaat. Dat appellant ook het griffierecht ter sprake zou hebben gebracht, blijkt niet. Nu appellant ook overigens binnen de gestelde termijn geen actie heeft ondernomen, bijvoorbeeld door het indienen van een schriftelijk verzoek om uitstel van betaling, kan de Raad niet anders dan concluderen dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
IJ