op de hoger beroepen van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Maastricht van 16 maart 2009, 08/1251 (hierna: aangevallen uitspraak 1) en 08/1402 (hierna: aangevallen uitspraak 2)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft P.J. Reeser, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de gedingen heeft gevoegd plaatsgevonden op 8 september 2010. Appellant is, met berichtgeving, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.G. Boelen.
09/2147 WAO
1.1. Voor een overzicht van de voor dit geding van belang zijn de feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak 2. De Raad volstaat thans met het volgende.
1.2. Bij besluit van 7 december 2007 is aan appellant per 22 februari 2007 uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) verleend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Aan dit besluit ligt ten grondslag de rapportage van de arbeidsdeskundige M. Vos-Lalieu van 15 november 2007.
Bij besluit van 5 augustus 2008 (hierna: bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellant gegrond verklaard en de WAO-uitkering met ingang van 22 februari 2007 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Hieraan liggen de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts J.W. Heijltjes en de bezwaararbeidsdeskundige C.G.H.J. Habets van respectievelijk 17 april 2008 en 8 juli 2008 ten grondslag.
2. De rechtbank heeft bij aangevallen uitspraak 2 het beroep van appellant tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
09/2146 ZW
3. Appellant heeft zich op 31 oktober 2007, vanuit de situatie dat hij een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld wegens toegenomen rugklachten. Ter zake van deze ziekmelding heeft appellant diverse malen het spreekuur van de verzekeringsarts J.V.M. Pluymaekers bezocht. Tijdens het spreekuur van 13 juni 2008 heeft de verzekeringsarts appellant, na eigen onderzoek en verkregen informatie van de huisarts, per 16 juni 2008 geschikt geacht voor de in het kader van de WAO geduide functies. Bij besluit van 13 juni 2008 heeft het Uwv (verdere) uitkering van ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) geweigerd. Bij besluit van 10 juli 2008 (hierna: bestreden besluit 2) heeft het Uwv, onder verwijzing naar de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts K. Corten van 8 juli 2008, het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 juni 2008 ongegrond verklaard.
4. De rechtbank heeft bij aangevallen uitspraak 1 het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard.
5. In hoger beroep handhaaft appellant zijn standpunt dat de bij hem bestaande angst- en paniekstoornissen en depressiviteit hem belemmeren om op en na beide data in geding arbeid te verrichten. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant in hoger beroep medische informatie ingebracht van de GZ-psycholoog i.o. drs. N. Keune en de psychiater J. Remans van 15 mei 2009, respectievelijk 27 november 2009.
6.1. De Raad overweegt als volgt.
6.2. De Raad kan de conclusies van de rechtbank in beide aangevallen uitspraken volledig onderschrijven en maakt deze conclusies en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen tot de zijne. Ook de Raad ziet geen redenen te twijfelen aan de conclusies van de betrokken bezwaarverzekeringsartsen, die in hun rapportages blijk hebben gegeven van een voldoende zorgvuldig onderzoek. Ten aanzien van appellants standpunt dat zijn psychische klachten zijn miskend, merkt de Raad op dat zowel bezwaarverzekeringsarts Heijltjes als bezwaarverzekeringsarts Corten bij onderzoek van de psyche geen psychopathologie hebben kunnen vaststellen.
6.3. Hetgeen namens appellante in hoger beroep naar voren is gebracht, heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen leiden. De Raad ziet in de door appellant in hoger beroep overgelegde informatie van de psycholoog i.o. Keune en de psychiater Remans van 15 mei 2007, respectievelijk 27 november 2007 geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en de volledigheid van de onderzoeken en de conclusies van de betrokken bezwaarverzekeringsartsen. De Raad onderschrijft in dit verband het in hoger beroep gegeven commentaar van de bezwaarverzekeringsarts Corten, zoals vermeld in de rapportages van 27 augustus 2009 en 4 mei 2010. De bezwaarverzekeringsarts heeft in haar rapportages met betrekking tot voornoemde informatie voldoende gemotiveerd aangegeven waarom deze haar geen aanleiding geeft tot een wijziging van de eerder ingenomen standpunten. De Raad merkt daarbij op dat de overgelegde informatie geen betrekking heeft op de gezondheidstoestand van appellant op de data in geding.
7. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.
8. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door A.A.H. Schifferstein, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010.
(get.) A.A.H. Schifferstein.
(get.) T.J. van der Torn.