ECLI:NL:CRVB:2010:BO1226

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5168 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van begeleiding bij doktersbezoek voor uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1914 en uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Dit besluit, gedateerd 18 juni 2009, weigerde de vergoeding voor begeleiding bij doktersbezoek, terwijl eerder wel een vergoeding voor vervoer voor medische behandelingen was toegekend. Appellante stelde dat zij voor haar mobiliteit afhankelijk is van haar elektrische invalidenwagen en dat zij hulp nodig heeft bij het in- en uitstappen van de taxi en binnen de kliniek. Ze voerde aan dat het vervoer per rolstoeltaxi veel duurder is dan een gewone taxi en dat ze buiten het verzorgingstehuis afhankelijk is van een rolstoel die door iemand geduwd moet worden.

Verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, betoogde dat de gevraagde voorziening niet medisch noodzakelijk is en dat appellante, ondanks haar mobiliteitsproblemen, zelfstandig functioneert binnen het verzorgingstehuis. Verweerster stelde dat met de reeds toegekende voorzieningen, zoals vergoeding voor sociaal vervoer en huishoudelijke hulp, appellante in staat moet worden geacht om medische bezoeken af te leggen. Ook werd opgemerkt dat in de ziekenhuizen vrijwilligers beschikbaar zijn om te helpen.

De Centrale Raad van Beroep heeft het standpunt van verweerster gevolgd en geoordeeld dat appellante met de reeds verstrekte voorzieningen in staat moet worden geacht om in eventuele begeleiding te voorzien. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen termen gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 30 september 2010 door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter A. Beuker-Tilstra, met G.L.M.J. Stevens en A.A.M. Mollee als leden.

Uitspraak

09/5168 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellante] wonende te [woonplaats] Israël (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 30 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 18 juni 2009, kenmerk BZ 48357, JZ/P70/2009 ten aanzien van haar genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: Wuv), verder: bestreden besluit.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2010. Appellante is niet verschenen, zoals tevoren was gemeld. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1914, is uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wuv en aan haar zijn in de loop van de tijd diverse voorzieningen op grond van die wet toegekend. In november 2008 heeft appellante aan verweerster onder meer verzocht om vergoeding voor vervoer voor het ondergaan van medische behandelingen en/of consulten en een vergoeding voor begeleiding bij doktersbezoek. Hierop is bij besluit van 4 februari 2009 de vergoeding voor vervoer voor medische behandeling en/of consulten toegekend. Op het verzoek om vergoeding van begeleiding bij doktersbezoek is afwijzend beslist. Deze afwijzing is na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit.
1.2. Appellante heeft in beroep aangevoerd dat zij voor haar mobiliteit afhankelijk is van haar elektrische invalidenwagen en dat zij na aankomst van de taxi bij de kliniek geholpen moet worden, buiten en binnen de kliniek. Ze is buiten het verzorgingstehuis aangewezen op een rolstoel, die door iemand geduwd moet worden en het vervoer per rolstoeltaxi is veel duurder dan een gewone taxi.
1.3. Namens verweerster is naar voren gebracht dat deze voorziening niet medisch noodzakelijk is. Appellante functioneert ondanks haar mobiliteitsproblemen zelfstandig binnen het verzorgingstehuis [naam verzo[naam verzorgingstehuis]] Er mag volgens verweerster worden aangenomen dat in een kliniek hulp/assistentie geleverd kan worden en er kan gebruik gemaakt worden van taxivervoer voor rolstoelgebruikers. Het moet met de reeds toegekende voorzieningen (onder meer vergoeding sociaal vervoer, twee uur huishoudelijke hulp per week, een gedeeltelijke tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer en vergoeding van vervoerskosten voor medische behandeling) mogelijk zijn om medische bezoeken af te leggen. In de ziekenhuizen in de buurt van de woonplaats van appellante zijn ook vrijwilligers beschikbaar.
2. De Raad kan verweerster in dit standpunt volgen. Met de reeds verstrekte voorzienin-gen moet appellante in staat worden geacht in eventuele begeleiding te voorzien. Appellante heeft de mogelijkheid het vervoer per rolstoeltaxi te declareren en in de meeste gevallen zal het mogelijk zijn een beroep te doen op vrijwilligers voor verder vervoer in het ziekenhuis. Ook in het verzorgingstehuis [naam verzorgingstehuis] zijn vrijwilligers beschikbaar voor hand- en spandiensten. Mocht dit bij een enkel medisch bezoek niet het geval zijn, dan kan appellante begeleiding zonodig bekostigen uit de overige aan haar verstrekte voorzieningen.
3. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard.
4. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 september 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) B. Bekkers.
HD