ECLI:NL:CRVB:2010:BO1212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/6175 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring beroep inzake vergoeding van therapiekosten op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1948 en gelijkgesteld met de vervolgde, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Dit besluit, gedateerd 9 april 2009, weigerde de vergoeding van therapiekosten die appellante had gemaakt bij S. Altman. De verweerster stelde dat S. Altman geen erkende behandelaar is en dat het beroep buiten de wettelijke termijn was ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 september 2010 uitspraak gedaan.

De Raad overwoog dat het beroepschrift niet binnen de voorgeschreven termijn was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt dertien weken, en begon te lopen op de dag na de bekendmaking van het bestreden besluit. Appellante had aangevoerd dat zij het besluit pas op 29 juli 2009 had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat zij zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het beroepschrift, ook bij afwezigheid wegens vakantie.

Uiteindelijk heeft de Raad het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het geschil niet inhoudelijk kon worden beoordeeld. De Raad achtte geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van appellanten om zorg te dragen voor tijdige indiening van beroepschriften, ongeacht persoonlijke omstandigheden zoals vakantie.

Uitspraak

09/6175 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellante], wonende te Jerusalem, Israël (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 30 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 9 april 2009, kenmerk BZ 48099, JZ/K85/2009, ten aanzien van haar genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), verder: bestreden besluit.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2010. Daar is appellante niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante, geboren in 1948, is gelijkgesteld met de vervolgde en als zodanig uitkeringsgerechtigde op grond van de Wuv. Aanvaard is dat de psychische klachten van appellante in overwegende mate in verband staan met de vervolgingsklachten van haar moeder. Op die grond is aan appellante met ingang van 1 april 1990 onder meer een vergoeding toegekend van de kosten verbonden aan de medische behandeling van de psychische klachten.
1.2. Naar aanleiding van een door appellante in juni 2008 ingediende declaratie heeft verweerster bij betalingsbeschikking van 2 september 2008, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, geweigerd de door appellante gemaakte kosten van therapie bij S. Altman te vergoeden. Daartoe is overwogen dat S. Altman geen klinisch psychologe is en daardoor niet voldoet aan de criteria die verweerster stelt aan een erkende behandelaar. Voorts heeft verweerster in het verweerschrift opgemerkt dat het beroep buiten de wettelijke beroepstermijn is ingediend.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. De Raad ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of appellante in haar beroep kan worden ontvangen. In dat verband moet worden bezien of het beroepschrift binnen de voorgeschreven termijn is ingediend.
2.2. Op grond van artikel 44, tweede lid, van de Wuv bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift in dit geval, in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dertien weken. Gelet op het bepaalde in artikel 6:8 van de Awb gaat de termijn in op de dag na die waarop het bestreden besluit door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.3. Het bestreden besluit is op 9 april 2009 per aangetekende post aan - het juiste adres van - appellante verzonden. De termijn voor het indienen van het beroepschrift begon te lopen op 10 april 2009 en eindigde op 9 juli 2009. Blijkens een afschrift van de enveloppe is het bestreden besluit op 9 juli 2009 bij verweerster als onbestelbaar en als niet afgehaald retour gekomen.
2.4. Het beroepschrift, gedagtekend 29 juli 2009, is op 11 augustus 2009 ingekomen bij het Nederlands Informatie Kantoor te Jerusalem en is derhalve buiten de hiervoor omschreven termijn van dertien weken ontvangen. Dat door verweerster - na verificatie van het adres - bij begeleidend schrijven van 20 juli 2009 het bestreden besluit nogmaals aan appellante is verzonden, betekent niet dat daarmee een nieuwe beroepstermijn is gaan lopen.
2.5. Appellante heeft in het beroepschrift aangegeven dat zij het bestreden besluit pas op 29 juli 2009 heeft ontvangen en dat de eerdere zending is geretourneerd omdat zij op vakantie was. Zij was in de betreffende periode voor langere tijd in Nederland.
2.6. In hetgeen appellante in het beroepschrift naar voren heeft gebracht kan de Raad geen grond vinden om een niet-ontvankelijkverklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten. Hiertoe overweegt de Raad dat naar zijn vaste rechtspraak het op de weg ligt van de betrokkene om bij afwezigheid wegens vakantie (of andere redenen) maatregelen te treffen voor afhandeling van de post en om zonodig - met behulp van derden - zorg te dragen voor het tijdig (laten) indienen van een beroepschrift.
3. Gezien het voorgaande dient het beroep van appellante niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dat brengt mee dat in dit geding het voorgelegde geschil door de Raad niet inhoudelijk kan worden beoordeeld zodat aan bespreking van de door appellante tegen het bestreden besluit ingebrachte grieven niet kan worden toegekomen.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) B. Bekkers.
HD