ECLI:NL:CRVB:2010:BO0473

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1537 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2010 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 22 juni 2010, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft de niet tijdige betaling van het griffierecht, dat door appellante op 21 mei 2010 was voldaan, terwijl de uiterste betaaldatum 17 mei 2010 was. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad, en dat appellante redelijkerwijs niet in verzuim kan worden geacht. Tijdens de zitting op 17 augustus 2010 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is, omdat de betaling van het griffierecht te laat was. Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht zal aan appellante worden terugbetaald, maar er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier.

Uitspraak

10/1537 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 3 februari 2010, 08/798 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Brockhorst
Datum uitspraak: 28 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 22 juni 2010 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van 22 juni 2010 heeft appellante verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2010, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 22 juni 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet tijdig is betaald.
In het verzetschrift heeft appellante verklaard dat zij het griffierecht op 21 mei 2010 heeft betaald. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een rekeningafschrift overgelegd.
Het overgelegde rekeningafschrift bevestigt dat het griffierecht - inderdaad - op 21 mei 2010 is bijgeschreven op de rekening van de Raad. De laatste dag waarop het griffierecht tijdig had kunnen worden betaald, is echter 17 mei 2010.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 111,-) zal door de griffier van de Raad aan appellante worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
BvW