[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 28 oktober 2009, 09/1695 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 oktober 2010
Namens appellante heeft mr. R.G. van den Heuvel, advocaat te Gouda, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2010. Namens appellante is mr. Van den Heuvel verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Steeksma.
1.1. Bij besluit van 15 oktober 2008 heeft het Uwv aan appellante, geboren [in] 1984, een uitkering in het kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Hierbij heeft het Uwv overwogen dat op de dag van de 18e verjaardag van appellante zij 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest. Omdat in de WAJONG is bepaald dat de uitkering niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraag, wordt de uitkering echter toegekend per 16 juni 2007. Van bijzondere omstandigheden om toch de uitkering eerder te laten ingaan is niet gebleken, nu de reden voor de te late aanvraag gelegen is in de onbekendheid met de regeling.
1.2. Bij besluit van 26 januari 2009 is het bezwaar tegen het besluit van 15 oktober 2008 ongegrond verklaard.
2.1. In beroep is namens appellante benadrukt dat de diagnose met betrekking tot haar problematiek pas recentelijk is gesteld en dat in redelijkheid niet van haar gevergd kon worden eerder een WAJONG-uitkering aan te vragen.
2.2. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het enkel vaststellen van een diagnose niet rechtvaardigt dat een langere terugwerkende kracht gegeven moet worden. Uit het medisch onderzoek is niet gebleken dat appellante niet in staat was eerder een uitkering aan te vragen. Onbekendheid met de regelgeving en een mogelijk recht op uitkering is geen reden de ingangsdatum te vervroegen.
3. In hoger beroep is namens appellante gesteld dat niet de onbekendheid met de mogelijkheid van het aanvragen van een WAJONG-uitkering de oorzaak van de late aanvraag is geweest, maar de onbekendheid met de waardering van haar medische toestand. Ook de gemeente Gouda heeft appellante, die van deze gemeente een
WWB-uitkering ontving, nooit gewezen op de mogelijkheid van een WAJONG-uitkering.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Het geschil is toegespitst op de vraag of onder de gegeven omstandigheden sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan de WAJONG-uitkering met meer dan een jaar terugwerkende kracht kan worden toegekend. Met de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag ontkennend.
4.2. De omstandigheden waaronder appellante is opgegroeid en de situatie waarin appellante na haar jeugd verkeerde, waren zeker voor haar niet gemakkelijk, maar die omstandigheden en die situatie leveren geen bijzonder geval op. Appellante moet eerder dan in 2008 hebben begrepen, of in ieder geval hebben kunnen begrijpen, dat zij met wezenlijke psychische problemen te kampen had, van een zodanige ernst dat ze van invloed waren op haar functioneren in het algemeen en op haar vermogen om inkomensvormende arbeid te verrichten in het bijzonder. Immers, appellante heeft niet met enige duurzaamheid werk in loondienst verricht vanaf haar 18e verjaardag. Voorts heeft haar huisarts al in 2006 de, later bevestigde, diagnose gesteld. Naar appellante zelf heeft verklaard heeft haar huisarts haar in 2008 aangeraden een WAJONG-uitkering aan te vragen. Dat appellante pas in 2008 bekend is geworden met de juiste diagnose is voor dit geding niet van doorslaggevend belang.
4.3. Gezien de overwegingen 4.1 tot en met 4.2 zal de Raad de aangevallen uitspraak bevestigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2010.
(get.) T.J. van der Torn.