ECLI:NL:CRVB:2010:BN9980

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6538 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WAJONG-uitkering en de beoordeling van bijzondere omstandigheden

In deze zaak gaat het om de toekenning van een WAJONG-uitkering aan appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 oktober 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellante, geboren in 1984, had in 2008 een uitkering aangevraagd, maar deze werd pas met terugwerkende kracht toegekend vanaf 16 juni 2007. De Raad oordeelt dat appellante eerder had moeten begrijpen dat zij met ernstige psychische problemen te maken had, die haar functioneren en haar vermogen om arbeid te verrichten beïnvloedden. De huisarts had in 2006 al een diagnose gesteld, en appellante had in 2008 de raad gekregen om een WAJONG-uitkering aan te vragen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd gesteld dat onbekendheid met de regelgeving geen reden is voor een vervroeging van de ingangsdatum van de uitkering. De omstandigheden van appellante, hoewel moeilijk, rechtvaardigen geen bijzonder geval dat een afwijking van de standaardregels zou rechtvaardigen. De Raad concludeert dat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

09/6538 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 28 oktober 2009, 09/1695 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.G. van den Heuvel, advocaat te Gouda, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2010. Namens appellante is mr. Van den Heuvel verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Steeksma.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 15 oktober 2008 heeft het Uwv aan appellante, geboren [in] 1984, een uitkering in het kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Hierbij heeft het Uwv overwogen dat op de dag van de 18e verjaardag van appellante zij 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest. Omdat in de WAJONG is bepaald dat de uitkering niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraag, wordt de uitkering echter toegekend per 16 juni 2007. Van bijzondere omstandigheden om toch de uitkering eerder te laten ingaan is niet gebleken, nu de reden voor de te late aanvraag gelegen is in de onbekendheid met de regeling.
1.2. Bij besluit van 26 januari 2009 is het bezwaar tegen het besluit van 15 oktober 2008 ongegrond verklaard.
2.1. In beroep is namens appellante benadrukt dat de diagnose met betrekking tot haar problematiek pas recentelijk is gesteld en dat in redelijkheid niet van haar gevergd kon worden eerder een WAJONG-uitkering aan te vragen.
2.2. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het enkel vaststellen van een diagnose niet rechtvaardigt dat een langere terugwerkende kracht gegeven moet worden. Uit het medisch onderzoek is niet gebleken dat appellante niet in staat was eerder een uitkering aan te vragen. Onbekendheid met de regelgeving en een mogelijk recht op uitkering is geen reden de ingangsdatum te vervroegen.
3. In hoger beroep is namens appellante gesteld dat niet de onbekendheid met de mogelijkheid van het aanvragen van een WAJONG-uitkering de oorzaak van de late aanvraag is geweest, maar de onbekendheid met de waardering van haar medische toestand. Ook de gemeente Gouda heeft appellante, die van deze gemeente een
WWB-uitkering ontving, nooit gewezen op de mogelijkheid van een WAJONG-uitkering.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Het geschil is toegespitst op de vraag of onder de gegeven omstandigheden sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan de WAJONG-uitkering met meer dan een jaar terugwerkende kracht kan worden toegekend. Met de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag ontkennend.
4.2. De omstandigheden waaronder appellante is opgegroeid en de situatie waarin appellante na haar jeugd verkeerde, waren zeker voor haar niet gemakkelijk, maar die omstandigheden en die situatie leveren geen bijzonder geval op. Appellante moet eerder dan in 2008 hebben begrepen, of in ieder geval hebben kunnen begrijpen, dat zij met wezenlijke psychische problemen te kampen had, van een zodanige ernst dat ze van invloed waren op haar functioneren in het algemeen en op haar vermogen om inkomensvormende arbeid te verrichten in het bijzonder. Immers, appellante heeft niet met enige duurzaamheid werk in loondienst verricht vanaf haar 18e verjaardag. Voorts heeft haar huisarts al in 2006 de, later bevestigde, diagnose gesteld. Naar appellante zelf heeft verklaard heeft haar huisarts haar in 2008 aangeraden een WAJONG-uitkering aan te vragen. Dat appellante pas in 2008 bekend is geworden met de juiste diagnose is voor dit geding niet van doorslaggevend belang.
4.3. Gezien de overwegingen 4.1 tot en met 4.2 zal de Raad de aangevallen uitspraak bevestigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) T.J. van der Torn.
NK